Oefentoets werkwoordspelling havo

Oefentoets
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Er zijn 7 verschillende werkwoordsvormen: 
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- voltooid deelwoord (volt. dw)
- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
- Infinitief (inf) --> hele werkwoord
- Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Gebiedende wijs (gw)

Slide 2 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.

Slide 3 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Wie (houden) jij voor de gek?

Slide 4 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het (verwarmen) zwembad was toch nog steeds heel koud.

Slide 5 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Fluiten) liep Joris over straat.

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Worden) toch eens volwassen!

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De brief (worden) opnieuw gelezen.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het is al voor de tiende keer (gebeuren).

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (lachen) jongen keek niet goed uit.

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Janne is (verhuizen) naar Groningen.

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Gisteren (mixen) Maryam de ingrediënten voor het deeg.

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Ik (vermoeden) van wel.

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.

Slide 20 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Wij hebben de hele avond (dansen).

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De agente arresteert de winkeldief terwijl hij haar (bedreigen - tt).

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De docent heeft dat (beloven).

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (constateren) gebreken zijn niet zo ernstig.

Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Bibi heeft jarenlang (hockeyen).

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.

Slide 27 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (verwachten) woedeaanval bleef uit.

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De leraar heeft dat echt (beweren).

Slide 29 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Tijdens de vorige sportdag (lopen) wij veel harder dan normaal.

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Erik heeft van zijn vakantiegeld een zakmes (kopen).

Slide 31 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (bewerken) foto is gewist.

Slide 32 - Open vraag