Taaldorp - the restaurant

Taaldorp the restaurant
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taaldorp the restaurant

Slide 1 - Tekstslide



At the end of this lesson you'll be able to use correct words and sentences at the restaurant

Slide 2 - Tekstslide

Watching and listening English.

Kijk en luister naar de video op de volgende slide en beantwoord de vragen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat heeft de mevrouw in dit filmpje besteld?
A
een carpaccio salade en biefstuk met patat
B
groentesoep en gegrilde vis
C
een groente salade en lasagne
D
alleen een bordje patat

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Wat is het Engelse woord voor "gerecht"?
A
meal
B
food
C
plate
D
dish

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Hoe vraag je in het Engels of iemand het zout doorgeeft aan tafel?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Hoe bestel je een glas water bij de ober?

Slide 11 - Open vraag

Vocabulary @ the restaurant

Slide 12 - Tekstslide

appetizer
main course
dessert
soup
salad
steak
french fries
ice cream
cheese cake

Slide 13 - Sleepvraag


menukaart
A
menu
B
cart
C
book of food
D
list of food

Slide 14 - Quizvraag


ober
A
bringer
B
helper
C
foodrunner
D
waiter

Slide 15 - Quizvraag


vegetariër
A
leafeater
B
herbarian
C
vegetarian
D
greeneater

Slide 16 - Quizvraag


drankjes
A
drunks
B
dranks
C
beverages
D
bavereges

Slide 17 - Quizvraag


bord
A
board
B
bord
C
spoon
D
plate

Slide 18 - Quizvraag


servet
A
mouthwipe
B
piece of cloth
C
wiper
D
napkin

Slide 19 - Quizvraag


bestek
A
cutlery
B
spoonnery
C
forkery
D
knivery

Slide 20 - Quizvraag


kinderstoel
A
childrenchair
B
kiddychair
C
childrenstool
D
highchair

Slide 21 - Quizvraag


voorgerecht
A
starter
B
beforedish
C
foredish
D
firster

Slide 22 - Quizvraag


hoofdgerecht
A
head dish
B
head plate
C
main dish
D
main plate

Slide 23 - Quizvraag


nagerecht
A
desert
B
dessert
C
afterdish
D
toetje

Slide 24 - Quizvraag

hot
cold
coffee
soda
lemonade
tea
hot chocolate
orange juice

Slide 25 - Sleepvraag

pineapple
raspberry
cherry
strawberry
grapes
melon

Slide 26 - Sleepvraag


slagroom
A
whipcream
B
beatroam
C
whiproam
D
beatcream

Slide 27 - Quizvraag


garnaal
A
garnal
B
charnal
C
schrimp
D
shrimp

Slide 28 - Quizvraag

I like ice cream with chocolate sauce.
what do I like?
A
ijs met slagroom
B
slagroom met chocolade saus
C
chocolade ijs
D
ijs met chocoladesaus

Slide 29 - Quizvraag

cauliflower
bell pepper
lettuce
carrot
eggplant
zuchini

Slide 30 - Sleepvraag

fish and chips
bangers and mash
shepherd's pie
beef wellington
British pork pie

Slide 31 - Sleepvraag

What did you eat for breakfast?

Slide 32 - Open vraag

What do you like to eat?

Slide 33 - Open vraag

Is er iets dat u zou aanbevelen?
A
is there anything you would order around?
B
Is there anything you would recommend?
C
Is there anything you would order on?
D
is there anything you would prepare?

Slide 34 - Quizvraag

Is de fooi bij de prijs inbegrepen?
A
is service grabbed by the price?
B
Is service paid in the price?
C
Is service included?
D
Is service as same as the price?

Slide 35 - Quizvraag

Ik wil graag een tafel reserveren voor zes personen.
A
I'd like to book a table for a six persons, please
B
I'd like to book a table for six peoples, please
C
I'd like to reservate a table for a party of six, please
D
I'like to reservate a table for six peoples, please

Slide 36 - Quizvraag

We willen graag een gescheiden rekening.
A
we'd like divorced bills please
B
we'd like seperate bills please.
C
we'd like aparte bills please
D
we'd like divided bills please

Slide 37 - Quizvraag

Assignment at a restaurant
You now know a lot of new vocabulary that you use at a  restaurant 
Je gaat nu een gesprekje schrijven (in het engels) dat je kunt hebben in een restaurant. 
Je gebruikt minstens 7 zinnen per persoon (1 ober, 1 klant)
Stuur het gesprekje naar mij toe via teams

Slide 38 - Tekstslide