9.4 duurzame ontwikkeling

15.4 + 15.5
Palmolie
Biobrandstof
Recycling
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

15.4 + 15.5
Palmolie
Biobrandstof
Recycling

Slide 1 - Tekstslide

Doel 15.4
  • Je leert wat biobrandstoffen zijn en hoe mensen stoffen hergebruiken.
  • je beschrijft duurzame ontwikkeling

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

2

Slide 5 - Video

Biobrandstoffen
  • Eerste generatie: Voedsel (koolzaad, suikerbieten) wordt gebruikt voor biobrandstof
  • Tweede generatie: Afvalstoffen worden gebruikt voor biobrandstof
  • Derde generatie: Algen of zeewier worden speciaal verbouwd voor biobrandstof 

Slide 6 - Tekstslide

Biobrandstof
Wat maakt de tweede generatie biobrandstof duurzamer dan de eerste?

Vind jij de derde generatie biobrandstoffen een verbetering? Leg uit waarom

biobrandstof rekenen we bij de vernieuwbare hulpbronnen , fossiele brandstoffen bij de niet-vernieuwbare. Leg uit.

Slide 7 - Tekstslide

Biodiesel wordt geproduceerd uit oliehoudend afval of frituurvet.
Biodiesel hoort dus bij de:
A
1e generatie
B
2e generatie
C
3e generatie

Slide 8 - Quizvraag

Olifantsgras
  • Olifantsgras is zeer geschikt als biobrandstof
  • Olifantsgras wordt niet gegeten
  • Tweede generatie biobrandstof

Slide 9 - Tekstslide

Je kan olifantsgras niet direct in de gasleiding stoppen. Het moet eerst anaeroob omgezet worden in:
A
CO
B
CO2
C
CH4
D
een mengsel van koolwaterstoffen

Slide 10 - Quizvraag

3e generatie biobrandstof nu nog te duur

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

00:53
Welke problemen veroorzaken deze oliepalmplantages denk je?

Slide 13 - Open vraag

01:36
Waarom is verlies van biodiversiteit eigenlijk slecht?

Slide 14 - Open vraag

15.5
Toepassing: de stad als ecosysteem
microklimaat

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel
  • je leert waarin steden afwijken van andere ecosystemen 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Een stad heeft zijn eigen microklimaat. In welke abiotische factoren verschilt de stad van de omgeving?
A
temperatuur, neerslag en fijnstof
B
temperatuur en fijnstof en plantengroei
C
temperatuur, fijnstof en vocht in de bodem
D
temperatuur, neerslag en vocht in de bodem

Slide 18 - Quizvraag

De duif komt veel voor in de stad. Ook ratten, muizen en meeuwen doen het goed in de stad. Wat staat er blijkbaar aan het begin van de 'voedselketens' in een stad?
A
aan het begin staat altijd een producent
B
in de stad zijn te weinig producenten, dus er is eigenlijk geen begin
C
aan het begin staat afval
D
het begin van de voedselketen ligt buiten de stad

Slide 19 - Quizvraag

Ter afsluiting: wat is duurzaam? En waarom is dat zo moeilijk?

Slide 20 - Open vraag