Adjective vs Adverb Ha2d GT

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

At the end of the class
- Ken je het verschil tussen een adjective en een adverb
- Kun je een adverb maken.
- Kun je in een zin kiezen tussen een adjective of adverb.

Slide 2 - Tekstslide

Let's see what you already know

Slide 3 - Tekstslide

Kun je een adjective / adverb gebruiken om deze foto te beschrijven?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

We live in a SAFE neighbourhood.
Waar zegt SAFE iets over?
A
mens, dier of ding
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

She drives SAFELY.
Waar zegt SAFELY iets over?
A
mens, dier of ding
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Zegt iets over
gebruik
Voorbeeld
mens, dier, ding
BN (adjective)
She is a nice girl.
This girl is nice.
werkwoord
BW (adverb)
(BN + ly)
That was nicely done.
She acted nicely.
BN
BW (adverb)
(BN + ly)
She is an extremely nice girl.
Let op: soms hebben bijwoorden een eigen vorm: fast (geen -ly erbij) , very, well (van good)

Slide 8 - Tekstslide

Let's have a closer look...
Je maakt een adverb door +ly achter het woord dat gegeven staat te zetten.
Laten we eens kijken of je dat snapt:

Slide 9 - Tekstslide

Maak een adverb van:
quick

Slide 10 - Open vraag

Maak een adverb van:
high

Slide 11 - Open vraag

Maak een adverb van:
loud

Slide 12 - Open vraag

Maak een adverb van:
easy

Slide 13 - Open vraag

Now...
Let's try a couple in a sentence.

Slide 14 - Tekstslide

Thomas is very _____. He always helps me.
A
kind
B
kindly

Slide 15 - Quizvraag

The ______ man opened the door and looked inside.
A
nervous
B
nervously

Slide 16 - Quizvraag

The man _____ opened the door and looked inside.
A
nervous
B
nervously

Slide 17 - Quizvraag

She is the most _____ person I know.
A
polite
B
politely

Slide 18 - Quizvraag

Katrina took a painting class, so she can paint _____ pictures
A
beautiful
B
beautifully

Slide 19 - Quizvraag

Mum always dresses ________________.
A
beautiful
B
beautifully

Slide 20 - Quizvraag

Don't eat so ____ (QUICK). It's not good for you.

Slide 21 - Open vraag

Why are you so ____ (ANGRY)? I haven't done anything.

Slide 22 - Open vraag

Can you speak __ (SLOW) please?

Slide 23 - Open vraag

Bill is a very ____ (CAREFUL) driver.

Slide 24 - Open vraag

Jane can run very ____ (FAST).

Slide 25 - Open vraag

Some companies pay their workers very ___ (BAD)

Slide 26 - Open vraag

I don't remember much about the accident. It happened ___ (QUICK).

Slide 27 - Open vraag

Your English is very good. You speak it ___ (GOOD).

Slide 28 - Open vraag

How well do you think you know the difference?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll