In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Semaine 9
Interrogation vocabulaire A+B
Le verbe 'avoir'
Slide 1 - Tekstslide
Hoe was jullie vakantie? Reageer met een emoticon die bij jouw vakantie past.
Slide 2 - Open vraag
Les infos pratiques
Ik pas de studiewijzer aan. Alles schuift een week op doordat ik deze week een cursus had.
Herkansing ingevoerd. Elke klas is bijna een punt omhoog gegaan gemiddeld!!
Slide 3 - Tekstslide
L'objectif de la leçon
À la fin de la leçon vous reconnaissez le verbe 'avoir'.
Op het einde van de les herkennen jullie het werkwoord 'avoir' (hebben).
Slide 4 - Tekstslide
Mais d'abord l'interrogation
Slide 5 - Tekstslide
De juiste vertaling van : tu viens?
A
Hoe?
B
Kom je?
C
ben je jarig?
D
Wanneer?
Slide 6 - Quizvraag
Seulement
A
wanneer
B
waarom
C
alleen maar
D
dan
Slide 7 - Quizvraag
Het meisje
A
La nièce
B
Le garçon
C
la madame
D
la fille
Slide 8 - Quizvraag
Juli
A
Juilet
B
Jullet
C
Juillet
D
Juilette
Slide 9 - Quizvraag
Klein
A
Grand(e)
B
Petit(e)
C
Mauvais(e)
D
Court(e)
Slide 10 - Quizvraag
La rue
A
De straat
B
De stad
C
Het dorp
D
Het strand
Slide 11 - Quizvraag
Le verbe 'avoir' = hebben
Herhaling persoonlijke voornaamwoorden.
Ik
Jij
Hij
Zij
Men
Wij
Jullie/u
Zij
Je
Tu
il
elle
on
nous
vous
ils/elles
Slide 12 - Tekstslide
Le verbe 'avoir' = hebben
Ik heb
J'ai (je ai)
Jij hebt
Tu as
Hij / zij / men heeft
Il / elle / on a
Wij hebben
Nous avons
Jullie hebben / u heeft
Vous avez
Zij hebben
Ils / elles ont
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen
J'ai un cours de français. = Ik heb een les Frans.
Tu as 12 ans = Jij bent 12 jaar.
Nous avons faim = wij hebben honger.
Slide 14 - Tekstslide
Huiswerk
Natuurlijk kun je niet na 1 les het werkwoord avoir helemaal uit je hoofd kennen. Daarom ga je oefenen. Het huiswerk is dus in Teams opdrachten: Oefenen ''avoir''.