Herhaling Gramática U1+U2 C1

Herhaling Gramática C1 U1+U2
1. Lidwoorden
2. Enkelvoud/meervoud
3. Werkwoord "Ser" 
4. De aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Gramática C1 U1+U2
1. Lidwoorden
2. Enkelvoud/meervoud
3. Werkwoord "Ser" 
4. De aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans

Slide 1 - Tekstslide

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
diccionario

Slide 2 - Sleepvraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el director

Slide 3 - Open vraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el perro

Slide 4 - Open vraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el estudiante

Slide 5 - Open vraag


Schrijf de mannelijke vorm van:
la secretaria

Slide 6 - Open vraag

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans.
+S
+ES
autobús
profesor
ciudad
hermano
estudiante
hotel
mesa
televisión
mono
chica

Slide 7 - Sleepvraag


Schrijf het meervoud van:
el coche

Slide 8 - Open vraag


Schrijf het enkelvoud van:
las nacionalidades

Slide 9 - Open vraag


Schrijf het enkelvoud van:
los hijos

Slide 10 - Open vraag

Zet in het meervoud:
el alumno

Slide 11 - Open vraag

Zet in het meervoud:
la profesora

Slide 12 - Open vraag

Zet in het meervoud:
el reloj

Slide 13 - Open vraag

Zet in het meervoud:
el estudiante

Slide 14 - Open vraag

Zet in het meervoud:
Mi amigo es español.

Slide 15 - Open vraag

Zet in het meervoud:
Ella es estudiante.

Slide 16 - Open vraag

Zet in het meervoud:
El libro es interesante.

Slide 17 - Open vraag

Zet in het meervoud:
Usted es profesor.

Slide 18 - Open vraag

Zet in het meervoud:
El alumno es chileno (uit Chili).

Slide 19 - Open vraag

Zet in het meervoud:
La casa es bonita (mooi).

Slide 20 - Open vraag

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 23 - Sleepvraag

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 24 - Quizvraag

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 25 - Quizvraag

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 26 - Quizvraag

¿...........(tú) español?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 27 - Quizvraag

Mi hermana........... holandesa.
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 28 - Quizvraag

De aanwijzende voornaamwoorden:

...teléfono móvil es azul.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 29 - Quizvraag

De aanwijzende voornaamwoorden:
... chicas son de Cuba.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 30 - Quizvraag

De aanwijzende voornaamwoorden:
...diccionarios son españoles.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 31 - Quizvraag

De aanwijzende voornaamwoorden:
... ordenadores son grandes.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 32 - Quizvraag

De aanwijzende voornaamwoorden:
... coche es verde.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 33 - Quizvraag