Paragraaf 8.2 - Direct, indirect en diffuus deel 2

8.2 - Direct, indirect en diffuus
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

8.2 - Direct, indirect en diffuus

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga jij leren?
  • Licht 
  • Direct licht
  • Indirect en diffuus licht
  • Schaduw

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 8.1
  1. Je weet hoe je lichtstralen tekent
  2. Je kunt uitleggen hoe je de grootte van een schaduwgebied kunt bepalen
  3. Je kunt bepalen in welk gebied zich de halfschaduw en de kernschaduw bevinden
  4. Je kunt het verschil tussen direct, indirect en diffuus licht uitleggen
  5. Je kunt uitleggen wat reflectie en verstrooiing zijn

Slide 3 - Tekstslide

Lichtbronnen
Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een lichtbron. De zon en de sterren zijn natuurlijke lichtbronnen. Kaarsen, lampen en tl-buizen zijn kunstmatige lichtbronnen. Kunstmatige lichtbronnen zijn door de mens gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Lichtstralen
Als een lamp brandt, straalt hij licht uit. Het licht beweegt alle kanten op en gaat van de lamp af. Dat kun je aangeven door lichtstralen te tekenen 

Slide 5 - Tekstslide

Je ziet de lamp als een deel van het licht in je ogen valt.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe lichtstralen bewegen
Die lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen. Je ziet de lamp als een deel van dit licht in je ogen valt. 
 
Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.

Slide 7 - Tekstslide

Voorwerpen die zelf geen licht geven
De meeste dingen om je heen geven zelf geen licht. Je kunt ze alleen zien wanneer ze verlicht worden. Het licht dat op het voorwerp valt, wordt dan in alle richtingen teruggekaatst. In de natuurkunde zeg je dan dat het licht diffuus teruggekaatst wordt. Je ziet het voorwerp als een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen valt.

Slide 8 - Tekstslide

Je ziet de voetbal als een deel van het teruggekaatste licht in je ogen valt.

Slide 9 - Tekstslide

Schaduwbeelden maken
Als een voorwerp het licht van de lichtbron tegenhoudt, ontstaat er een schaduw. Dat is een gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen 
 

Schaduw ontstaat als licht wordt tegengehouden.

Slide 10 - Tekstslide

Omdat licht langs rechte lijnen beweegt, kun je op een eenvoudige manier de schaduw van een voorwerp tekenen.   

1 Teken de lichtstralen die net niet door het voorwerp tegengehouden worden (de ‘randstralen’).   

2 Kleur het gebied achter het voorwerp dat tussen de twee randstralen in ligt. Dit is het gebied waar het licht niet rechtstreeks kan komen: het schaduwgebied.
Zo teken je de schaduw van een voorwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.
Wat is in deze afbeelding met rode pijlen getekend?
A
de buitenste lichtstralen die een lamp uitzendt
B
de eerste lichtstralen die worden tegengehouden door de auto
C
de lichtstralen die net niet worden tegengehouden door de auto
D
het gebied

Slide 12 - Quizvraag

Als een kamerplant voor een lamp staat, dan ontstaat achter de plant een schaduw op de muur. Vul de juiste woorden in.
Als je de lamp dichter naar de plant beweegt,
dan wordt de schaduw A...………….
Als je de plant verder van de lamp beweegt, dan wordt de schaduw B...…………….
.

Slide 13 - Open vraag

Bekijk de afbeelding.
Hoe noem je de lichtstralen die als rode pijlen zijn getekend?
Deze lichtstralen noem je de...………………….

Slide 14 - Open vraag

Kernschaduw en halfschaduw
Als een voorwerp door één klein lampje wordt verlicht, krijg je een duidelijk schaduwbeeld. De overgang van licht naar donker is scherp. Als een voorwerp door twee lampjes wordt verlicht, ontstaan er twee schaduwbeelden. 
 

De schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht.

Slide 15 - Tekstslide

Op de plaats waar die beelden over elkaar heen vallen, is de schaduw het donkerst. Dit noem je de kernschaduw. Het licht van de twee lampjes kan hier niet komen.  
Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere halfschaduw. Hier kan het licht van het ene lampje wel komen, maar van het andere lampje niet. 
Zo ontstaan kernschaduw en halfschaduw.

Slide 16 - Tekstslide

Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen.
Hoe noem je de donkere schaduw in het midden?
Dit noem je de ............….........schaduw.

Slide 17 - Open vraag

Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen.
Hoe noem je de twee lichtere schaduwen aan weerszijden?
Deze noem je de ........................schaduw.

Slide 18 - Open vraag

Halfschaduw
Kernschaduw

Slide 19 - Tekstslide

In de figuur zie je dat een langwerpige lichtbron op een tafel schijnt. Er ontstaan twee soorten schaduw.
Vul de juiste woorden in.
In de figuur is het donkerroze gedeelte de. A ..………………..
Het lichtroze gedeelte in de figuur is de B...……………………….


Slide 20 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maken paragraaf 8.2 opgave 13 t/m opgave 22 
op bladzijde 272 t/m bladzijde 274

Opgaves met een tekening maak je in je boek met potlood en geodriehoek!
Overige opgaves maak je in je schrift
Klaar! dan H8.3 maken
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Maken paragraaf 8.2 opgave 13 t/m opgave 17
op bladzijde 272 t/m bladzijde 274

Opgaves met een tekening maak je in je boek met potlood en geodriehoek!
Overige opgaves maak je in je schrift

Slide 22 - Tekstslide