Wereldeconomie (3e) Samenvatting

Exportpartners
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 60 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Exportpartners

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Oorzaken
In 1817 publiceerde David Ricardo zijn befaamde theorie van de comparatieve kostenverschillen.

Volgens deze theorie neemt de gezamenlijke welvaart van landen toe als elk land zich specialiseert in de goederen en diensten waarbij het land een comparatief kostenvoordeel heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Specialiseren waar je het beste in bent?
  • Opofferingskosten zijn de gederfde (misgelopen) opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.

  • Absoluut kostenvoordeel, een land heeft een absoluut kostenvoordeel bij de productie van een bepaald goed als de productiekosten van dat goed in het betreffende land ten opzichte van andere landen het laagste zijn.

  • Comparatief kostenvoordeel , een comparatief kostenvoordeel ontstaat bij goederen waarbij een land qua productiekosten ten opzichte van een ander land de grootste voorsprong of de kleinste achterstand heeft bij de productie van dat goed.

Slide 4 - Tekstslide

Voordeel
Fatima heeft bij koken en schoonmaken een absoluut voordeel. Roy heeft een comparatief voordeel bij koken: daar is hij in vergelijking met de ander het minst slecht in.
  • Roy doet 9/6 = 1½ x zo lang over koken
  • Roy doet 27/12 = 2¼ x zo lang over schoonmaken.

Fatima heeft een comparatief voordeel bij schoonmaken: daar heeft zij in vergelijking met de ander de grootste voorsprong.

Slide 5 - Tekstslide

Opoffering
Hoeveel uur moet iemand van de ene taak opofferen om de andere taak te kunnen uitvoeren? Comparatief voordeel bij de taak met de laagste opofferingskosten!



Opofferingskosten
Fatima
Roy
koken (uitgedrukt in schoonmaaktijd)
½
1⁄3
schoonmaken (uit-gedrukt in kooktijd)
2
3

Slide 6 - Tekstslide

Wie gaat wat maken?
timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Opofferingskosten

Slide 8 - Tekstslide

Ruilverhouding
Als beide landen zich specialiseren in de productie van het goed waarbij ze een comparatief kostenvoordeel hebben, dan profiteren beide landen van elkaar indien de ruilverhouding tussen de beide opofferingskosten liggen. In dit voorbeeld:
  • 1 kleding tussen de 0,83 en 1,13 wijn
  • 1 wijn tussen de 0,89 en 1,20 kleding

Als de ruilverhouding ongunstig is, kun je het beter zelf maken (onderhandelingsmacht).

Slide 9 - Tekstslide

Oorzaken
Arbeid
  • grote bevolking, opleiding en arbeidsintensieve productie
  • arbeidsproductiviteit en loonkosten per eenheid product

Kapitaal
  • natuurlijke bronnen, infrastructuur en kapitaalintensieve productie
  • schaalvoordelen (bij hoge constante kosten)
  • verzonken kosten (risico van investeren nieuwe toetreders is groter)
  • totale factor productiviteit (hoe productief worden de productiefactoren arbeid en kapitaal ingezet)
  • homogene producten
  • opofferingskosten

Slide 10 - Tekstslide

Multinationals
                                                                           De eerste Nederlandse multinational?... VOC



Nu zijn dat bijvoorbeeld Shell, Google, Ikea, Apple

Een multinational is in meer landen actief: produceren waar de productiekosten het laagst zijn.
  • consumenten profiteren van relatief lage prijzen
  • besteden veel geld aan ontwikkeling van nieuwe producten
  • dreigen te vertrekken (machtspositie) wanneer de overheid stengere milieuregels, betere arbeidsomstandigheden of hogere belastingen wil afdwingen

Slide 11 - Tekstslide

Vrijhandel

Slide 12 - Tekstslide

Vrijhandel
Voordelen
Hogere productiviteit, en de beschikking over meer
verschillende goederen en diensten tegen een betaalbare prijs.

Nadelen
Internationale handel leidt tot verschuivingen van de werkgelegenheid en in sommige sectoren tot lagere lonen. Arbeidsintensieve productie verdwijnt uit Nederland.

Hoe kunnen sectoren die in een land dreigen te verdwijnen geholpen worden?
  • protectionistische maatregelen om binnenlandse producenten te beschermen

Slide 13 - Tekstslide

Protectionisme
Als overheden binnenlandse sectoren willen beschermen
tegen buitenlandse concurrentie, dan kunnen zij
verschillende protectionistische maatregelen invoeren:
  • import belemmeren
  • export bevoordelen

Er zijn 2 soorten maatregelen:
  • tarifaire maatregelen beïnvloeden de prijs zoals invoerrechten (importproducten worden duurder) of exportsubsidies (exportproducten worden goedkoper)
  • non-tarifaire maatregelen zijn invoercontingenten (invoerquota) en kwaliteits-, veiligheids- en milieueisen

Slide 14 - Tekstslide

Protectionisme
Tegenstanders zeggen:
  • door protectionisme verlies je efficiëntie
  • er komen tegenmaatregelen van andere landen (handelsoorlog)
  • binnenlandse bedrijven hebben geen stimulans tot innovatie

Wanneer is protectionisme dan toch aanvaardbaar?
  • beschermen van sectoren die van zwaarwegend nationaal belang zijn (voedselvoorziening)
  • beschermen van een jonge industrie (grote investeringen)
  • voorkomen dat binnenlandse productie te afhankelijk wordt van buitenlandse leveranciers
  • afdwingen van bepaalde productiewijzen in andere landen (duurzaamheid)

Slide 15 - Tekstslide

Handelsverdragen
Om de voordelen die vrijhandel met zich mee kan brengen te benutten, zullen de meeste landen juist de samenwerking met andere landen opzoeken. Dat kan via het lidmaatschap van organisaties zoals G7 en G20 of door het sluiten van handelsverdragen.

  • De G7 en G20 (de grootste 7 en 20 economieën van de wereld) overleggen over grensoverschrijdende problemen (zoals klimaatvervuiling door productie).

  • De WTO houdt zich bezig met bevorderen van eerlijke internationale handel.

Slide 16 - Tekstslide

Economische integratie



Waar voor soort economische
integratie is de EMU?, en de VS?
  • de EMU is een monetaire unie
  • de VS is een politieke unie

Slide 17 - Tekstslide

Economische integratie
  1. vrijhandelszone: vervallen onderlinge handelsbelemmeringen (USMCA = VS, Mexico en Canada)
  2. douane-unie: vrijhandelszone met één gemeenschappelijk buitentarief naar de niet-lidstaten
  3. gemeenschappelijke markt (interne markt): douane-unie met vrij verkeer van productiefactoren (KANO)
  4. economische unie: gemeenschappelijke markt met verdergaande sociaaleconomische samenwerking (zoals economische crisis, vluchtelingenproblematiek en klimaat)
  5. monetaire unie (muntunie): economische unie met dezelfde munt en centrale bank (EMU
  6. politieke unie: monetaire unie met een gezamenlijke regering (federaal gezag), hiermee wordt de soevereiniteit van de lidstaten volledig opgeheven (VS)

Slide 18 - Tekstslide

Open en gesloten economie


Hoe hoger de som van de exportquote en de importquote,
hoe meer transacties er zijn met het buitenland, 
hoe opener de economie van het land is.


Vraag: is de bijdrage aan het BBP dan ook automatisch groot?
  • nee!, als een groot deel van de export gerealiseerd wordt met producten die je maakt met geïmporteerde grondstoffen, halffabricaten of eindproducten, dan is een groot deel van de productiewaarde al in het buitenland geproduceerd en niet in je eigen land
ExportQuote=BBPExportWaarde×100
ImportQuote=BBPImportWaarde×100

Slide 19 - Tekstslide

Betalingsbalans
De betalingsbalans geeft een overzicht van alle ontvangsten van het buitenland en uitgaven (betalingen) aan het buitenland gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar).
  • vaak tussen een land en andere landen, of tussen bijvoorbeeld de EU en niet-EU landen
  • het zijn geldstromen (export van goederen is dus een ontvangst!)
  • de export- en de importwaarde staan op de lopende rekening: het is de waarde van de export en de import (en dus niet het export- en importvolume!)
  • indien de ontvangsten op de lopende rekening groter zijn dan de uitgaven, is er een handelsoverschot, andersom een handelstekort
  • een handelstekort resulteert in een lager nationaal inkomen

Slide 20 - Tekstslide

Lopende rekening
De lopende rekening van de betalingsbalans bestaat uit:
  • goederenrekening
  • dienstenrekening
  • inkomensrekening, dit zijn de primaire inkomens (loon, huur, rente, pacht en winst) en de overdrachtsinkomens (ontwikkelingshulp)

Slide 21 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
De internationale concurrentiepositie geeft de mate weer waarin producenten in een land kunnen concurreren met producenten in het buitenland. 

De prijsverhouding tussen landen wordt o.a. bepaald door de verschillende inflatiecijfers en de onderlinge wisselkoers. Kwaliteit is minder bepalend (niet objectief).

Slide 22 - Tekstslide

Export- en importwaarde
In de standaardredeneringen van de internationale concurrentiepositie gaan we altijd uit van de (middel)lange termijn waarbij dat de volumeverandering altijd groter is dan de prijsverandering, dus elastische vraag, tenzij anders aangegeven in de opgave!

Dus als de internationale concurrentiepositie verbetert doordat exportprijzen dalen, dan gaan we er vanuit dat het exportvolume relatief sterker zal stijgen, waardoor de exportwaarde zal stijgen. Als importprijzen dalen, dan zal het importvolume ook relatief sterker stijgen, waardoor de importwaarde zal stijgen.

ExportWaarde=ExportVolumeExportPrijs
ImportWaarde=ImportVolumeImportPrijs

Slide 23 - Tekstslide

Wisselkoers
Wisselkoers is de waarde van de ene munt uitgedrukt in de andere munt. Het gaat steeds over de munt die als eerste genoemd wordt! Waarde van de euro in dollars is dus de koers van de euro, bijvoorbeeld: € 1 = $ 1,12 (slotkoers 15 mei 2025). Deze kan in de loop van tijd fluctueren:

Appreciatie = koersstijging
  • door stijging vraag of
  • afname aanbod

Depreciatie
 = koersdaling
  • door afname vraag of
  • stijging aanbod



Slide 24 - Tekstslide

Wisselkoers
De vraag naar euro’s in ruil voor dollars kan stijgen door:
  • een verbetering van de internationale concurrentiepositie van de EMU ten opzichte van de VS (toename van de export), dit zie je terug op de lopende rekening van de betalingsbalans
  • een grotere vraag van internationale beleggers, omdat de euro aantrekkelijker is geworden in vergelijking met de dollar, bijvoorbeeld omdat de rente in de EMU is gestegen ten opzichte van de rente in de VS, dit zie je terug op de kapitaalrekening van de betalingsbalans

Door de grotere vraag naar euro’s (verschuiving
vraaglijn naar rechts) zal de verhandelde hoeveelheid
en de wisselkoers van de euro in dollars stijgen.

Slide 25 - Tekstslide

Wisselkoers (via lopende rekening)
Wisselkoers verandering via lopende rekening altijd uitleggen in 4 stappen:
1
Verbetering internationale concurrentiepositie
(producten beter, goedkoper, of unieker maken dan buitenland)
Verslechtering internationale concurrentiepositie
(producten minder goed, duurder, of minder uniek maken dan buitenland)
2
Vraag naar producten neemt toe in dat land
(export stijgt)
Vraag naar producten neemt af in dat land
(export daalt)
3
Vraag naar munt van dat land neemt toe
Vraag naar de munt van dat land neemt af
4
Waarde munt neemt toe (appreciatie)
Waarde munt neemt af (depreciatie)

Slide 26 - Tekstslide

Oefening (wisselkoersen)
Hoe kan een stijging van de wisselkoers van de Euro leiden tot een dalende export van de EU?
  • als de wisselkoers van de euro stijgt, wordt de EU duurder voor andere landen 
  • vervolgens altijd uitleggen in de 4 stappen:
  1. verslechtering van de internationale concurrentiepositie
  2. vraag naar producten uit de EU neemt af (export daalt)
  3. vraag naar Euro's neemt af
  4. waarde (wisselkoers) van de Euro neemt af (depreciatie)

Slide 27 - Tekstslide

Betalingsbalans en wisselkoers
Tekort op lopende rekening van de betalingsbalans
  • er gaat meer geld uit het land dan er binnen komt
  • dus meer import dan export
  • dus meer aanbod van eigen munt en meer vraag naar andere munt
  • dus de koers van eigen munt daalt (depreciatie)

Overschot op lopende rekening van de betalingsbalans
  • er komt meer geld het land binnen dan er uit gaat
  • dus meer export dan import
  • dus meer vraag naar eigen munt en meer aanbod van andere munt
  • dus de koers van eigen munt stijgt (appreciatie)


Slide 28 - Tekstslide

Kapitaalrekening
De kapitaalrekening van de betalingsbalans bestaat uit:
  • internationale beleggingen
  • internationale leningen
  • directe investeringen in het buitenland

Slide 29 - Tekstslide

Wisselkoers (via kapitaalrekening)
Wisselkoers verandering via kapitaalrekening altijd uitleggen in 4 stappen:







Als er meer wordt belegd in een land leidt dit tot ontvangsten op de kapitaalrekening. Op de langere termijn leidt het tot hogere uitgaven op de lopende rekening: uitgifte van winst en rente als beloning / primair inkomen!
1
Rente gaat omhoog of
beleggingsvertrouwen neemt toe
Rente gaat omlaag of
beleggingsvertrouwen neemt af
2
Buitenlandse beleggers gaan in dat land beleggen
(kapitaalimport in dat land stijgt)
Buitenlandse beleggers gaan niet meer in dat land beleggen(kapitaalimport in dat land daalt)
3
Vraag naar munt van dat land neemt toe
Vraag naar de munt van dat land neemt af
4
Waarde munt neemt toe (appreciatie)
Waarde munt neemt af (depreciatie)

Slide 30 - Tekstslide

Officiële reserves
De officiële reserves wijzigen als het materiële betalingsbalanssaldo + of - is, oftewel als de totale ontvangsten <> uitgaven zijn (of saldo lopende rekening <> saldo kapitaalrekening).

Voorbeeld
Een + saldo op de lopende rekening wordt niet geheel gecompenseerd door een - saldo op de financiële rekening. Er is dan een materieel betalingsbalansoverschot, de officiële reserves (valutareserves) zullen toenemen.

Slide 31 - Tekstslide

Betalingsbalans in evenwicht
  • Een land met een overschot op de lopende rekening 'spaart' en belegt het in het buitenland.
  • De overschotlanden beleggen op de financiële rekening in de tekortlanden, deze beleggingen verbeteren de internationale vermogenspositie van de overschotlanden.
  • Bij een overschot op de betalingsbalans neemt de valutareserve toe.
  • De valutareserve wordt gezien als een vordering op het land waar de desbetreffende vreemde valuta als officieel betaalmiddel wordt gebruikt.
  • De toename van officiële reserves wordt gezien als een vergroting van de internationale vermogenspositie van een land. Daarom wordt deze toename geboekt als kapitaalexport aan de uitgavenkant van de financiële rekening. Hierdoor worden totale ontvangsten en uitgaven weer aan elkaar gelijk!
  • Bij een tekort op de betalingsbalans neemt de valutareserve af (geboekt als kapitaalimport).

Slide 32 - Tekstslide

Kringloop
Saldo op de lopende rekening =
  • buitenlandsaldo =
  • (E - M)

Saldo op de financiële rekening =
  • nationaal spaarsaldo =
  • particulier spaarsaldo + overheidssaldo =
  • (S - I) + (B - O)
  • (S - I) + (B - O) = (E - M)

Slide 33 - Tekstslide

Wisselkoers
De wisselkoers is de waarde van de ene munt uitgedrukt in de andere munt. 

Hoeveel is $ 1 op dit moment waard in €?
  • $ 1 = € 0,88
En hoeveel is € 1 dan waard in $?
  • beiden delen door 0,88
  • € 1 = 1 / 0,88 = $ 1,13

Slide 34 - Tekstslide

van Dollar naar Euro
van Euro naar Dollar

Slide 35 - Tekstslide

Wisselkoers
De wisselkoers van de euro in dollars wordt als volgt genoteerd: € 1 = $ 1,13 (slotkoers 20 mei 2025). De ‘prijs’ van een munt hangt af (net als bij andere markten) van vraag en aanbod van de valuta (muntsoort). De markt waar munten
gewisseld worden heet de valutamarkt.

Appreciatie = koersstijging
  • door stijging vraag of afname aanbod

Depreciatie
 = koersdaling
  • door afname vraag of stijging aanbod



Slide 36 - Tekstslide

Wisselkoers
Vraaglijn stijgt:
  • hogere £ koers
  • producten uit VK voor EU duurder
  • minder vraag naar VK producten
  • minder vraag £ (-verband koers/vraag)

Aanbodlijn daalt:
  • lagere £ koers
  • producten uit EU voor VK duurder
  • minder vraag naar EU producten
  • minder aanbod £ (+verband koers/aanbod)

Slide 37 - Tekstslide

Wisselkoers
De vraag naar euro’s in ruil voor dollars kan stijgen door:
  • een verbetering van de internationale concurrentiepositie van de EMU ten opzichte van de VS (toename van de export), dit zie je terug op de lopende rekening van de betalingsbalans
  • een grotere vraag van internationale beleggers, omdat de euro aantrekkelijker is geworden in vergelijking met de dollar, bijvoorbeeld omdat de rente in de EMU is gestegen ten opzichte van de rente in de VS, dit zie je terug op de kapitaalrekening van de betalingsbalans

Door de grotere vraag naar euro’s (verschuiving
vraaglijn naar rechts) zal de verhandelde hoeveelheid
en de wisselkoers van de euro in dollars stijgen.

Slide 38 - Tekstslide

Wisselkoers (vraag en aanbod)
Is er sprake van vraag of aanbod van euro's op de valutamarkt?

1. Europese bedrijven exporteren kaas naar de VS.
  • vraag naar euro's -> de VS vraagt om euro’s
2. Europeanen kopen aandelen Microsoft op Wall Street.
  • aanbod van euro's -> Europa wil euro's omwisselen voor dollars
3. Europeanen gaan massaal op vakantie in de VS.
  • aanbod van euro's ->  Europa wil euro's omwisselen voor dollars
4. De Amerikaanse overheid betaalt € 100 miljoen rente aan Europese banken. 
  • vraag naar euro's -> de VS vraagt om euro’s




Slide 39 - Tekstslide

Wisselkoers (stijgen of dalen)
Zal de koers van de euro stijgen (appreciatie) of dalen (depreciatie)?

1. De Europese export stort in.
  • de eurokoers daalt: de vraag naar euro’s neemt af
2. Door een hogere rentestand in de eurozone gaan buitenlanders massaal beleggen in euro.
  • de eurokoers stijgt: de vraag naar euro’s neemt toe
3. De Europese import neemt sterk toe.
  • de eurokoers daalt: de vraag naar euro’s neemt af
4. Buitenlandse bedrijven vestigen zich in de eurozone. 
  • de eurokoers stijgt: de vraag naar euro’s neemt toe




Slide 40 - Tekstslide

Wisselkoers (betalingsbalans)
Materieel tekort op de betalingsbalans
  • er gaat meer geld uit het land dan er binnen komt
  • dus meer import dan export
  • dus meer aanbod van eigen munt en meer vraag naar andere munt
  • dus de koers van eigen munt daalt (depreciatie)

Materieel overschot op de betalingsbalans
  • er komt meer geld het land binnen dan er uit gaat
  • dus meer export dan import
  • dus meer vraag naar eigen munt en meer aanbod van andere munt
  • dus de koers van eigen munt stijgt (appreciatie)


Slide 41 - Tekstslide

Valutaspeculatie
  • Beleggers hebben via de valutamarkt veel invloed op de wisselkoers. Een speciale vorm van beleggen: valutaspeculatie.
  • Valuta speculanten die een koersstijging van de euro verwachten, zullen deze munt op de valutamarkt gaan kopen (omdat de euro nu nog goedkoper is dan het waarschijnlijk in de toekomst wordt, ze kunnen de euro daarna weer met winst verkopen).
  • Als dit kopen van de euro massaal wordt gedaan, zal de koers van de euro daadwerkelijk gaan toenemen = selffulfilling prophecy

  • Opdracht 3.5 samen beantwoorden!



Slide 42 - Tekstslide

Wisselkoers (verbanden)
Wat zijn de verbanden tussen de internationale concurrentiepositie, rente, binnenlandse bestedingeninflatie en de wisselkoers? (zie ook opdracht 3.10, 3.11 en 3.12)

Renteverhoging in het buitenland: koers van de euro?
  • euro deprecieert, we gaan in het buitenland beleggen, aanbod euro
Als de Euro deprecieert, wat gebeurt er met de internationale concurrentiepositie?
  • de internationale concurrentie positie verbetert, we worden goedkoper
Wat gebeurt er met het saldo op de LR door de renteverhoging in het buitenland?
  • saldo LR verbetert, komt meer geld binnen door export, import neemt af
Lage inflatie in de EU t.o.v. buitenland: internationale concurrentiepositie?
  • de internationale concurrentie verbeterd, prijzen in EU stijgen minder hard dan erbuiten

Slide 43 - Tekstslide

Wisselkoers (invloed)
De wisselkoers heeft grote invloed op de
binnenlandse economie. Het heeft effect op:
  • BBP
  • werkgelegenheid
  • inflatie

De binnenlandse productie past zich aan
aan de buitenlandse vraag, met gevolgen
voor de arbeidsmarkt.

Slide 44 - Tekstslide

Wisselkoers (inflatie)
Inflatie heeft via de internationale concurrentiepositie invloed op de wisselkoers. Maar andersom beïnvloed de wisselkoers ook de inflatie!

Er zijn 2 oorzaken voor stijgende verkoopprijzen:
  • bestedingsinflatie door stijgende bestedingen
  • kosteninflatie door stijgende productiekosten

De wisselkoers kan bij beide oorzaken van inflatie een rol spelen.

Slide 45 - Tekstslide

Wisselkoers (bestedingsinflatie)
Bestedingsinflatie ontstaat door
stijgende bestedingen. Er is dan
overbesteding waarbij de vraag
de productiecapaciteit overschrijdt
(positieve output gap: bestedingen >
potentiële productie).

Door een depreciatie van de €-koers wordt de eurozone goedkoper voor het buitenland. Hierdoor kunnen de bestedingen vanuit het buitenland naar de eurozone toenemen. Door de toename van export kan een hoogconjunctuur en dus bestedingsinflatie ontstaan.

Slide 46 - Tekstslide

Wisselkoers (kosteninflatie)
Kosteninflatie ontstaat door stijgende productiekosten. Als
productiekosten (grondstofkosten en loonkosten) stijgen,
berekenen bedrijven deze kostenstijging vaak door in de
verkoopprijs van hun producten.

De wisselkoers speelt een rol als bedrijven voor grondstoffen afhankelijk zijn van het buitenland. Bijvoorbeeld olie kopen wat geprijsd is in dollars.
  • door een depreciatie van de €-koers kunnen de importen vanuit het buitenland naar de eurozone duurder worden (geïmporteerde kosteninflatie)
  • bij een appreciatie van de €-koers kunnen de importen vanuit het buitenland naar de eurozone juist goedkoper worden

Slide 47 - Tekstslide

Zwevende wisselkoersen
Bij een zwevende wisselkoers (flexibele wisselkoers)
wordt de koers bepaald door vraag en aanbod op de
valutamarkt en heeft voor- en nadelen:
  • voordeel: evenwichtig op de betalingsbalans
  • nadeel: onzekerheid (valutarisico)

Voorbeeld (rentestijging in het buitenland):
  • rentestijging in het buitenland → kapitaaluitstroom neemt toe (meer beleggen) →
  • aanbod munt groeit → depreciatie munt →
  • verbetering internationale concurrentiepositie → toename export, afname import →
  • toename saldo lopende rekening = afname saldo kapitaalrekening





Slide 48 - Tekstslide

Vaste wisselkoers
Landen spreken af dat hun wisselkoers onderling niet, of slechts beperkt, mag schommelen.
  • vaststelling van een wisselkoers: de spilkoers of pariteit
  • afspreken van de bandbreedte: de afgesproken ruimte waarbinnen de wisselkoers mag schommelen
  • wisselkoers buiten bandbreedte (interventiegrenzen)? →interventie!

Slide 49 - Tekstslide

Zwevende wisselkoers

Slide 50 - Tekstslide

Vaste wisselkoers (met bandbreedte)

Slide 51 - Tekstslide

Interventie
Stel: de DKR-koers (in €) komt onder de interventiegrens van € 12,7 per 100 DKR, zie rode stip onder rode stippellijn:
  • de DKR-koers (in €) moet omhoog
  • directe interventie (valuta-interventie) of indirecte interventie (rentebeleid) van de Deense Centrale Bank 
  • vraag naar Deense Kronen stijgt waardoor de vraaglijn naar rechts verschuift
  • de DKR-koers (in €) stijgt weer, zie groene stip boven rode stippellijn

Slide 52 - Tekstslide

Valuta-interventie (direct)
Als de koers van de Deense Kroon (DKR) te laag is, gaat de Deense Centrale Bank DKR kopen bij banken in ruil voor euro’s (valuta-interventie).

De vraag naar DKR stijgt (het aanbod van euro’s stijgt): de wisselkoers van de DKR stijgt. De Deense Centrale Bank kan dit doen zolang zij genoeg valutareserves heeft (als onderdeel van de officiële reserves).

  • nadeel: de banken in Denemarken ontvangen euro's, een buitenlandse munt, zij kunnen minder krediet verlenen, waardoor de binnenlandse bestedingen kunnen afnemen, niet wenselijk als het land al in een laagconjunctuur zit

Slide 53 - Tekstslide

Rentebeleid (indirect)
Als de koers van de Deense Kroon (DKR) te laag is, gaat de Deense Centrale Bank de geldmarktrente verhogen (rentebeleid).

Beleggen in DKR wordt aantrekkelijker: de vraag naar DKR stijgt (het aanbod van euro’s, of andere buitenlandse munt, stijgt): de wisselkoers van de DKR stijgt. Deense beleggers beleggen minder snel in het buitenland: het aanbod van de DKR daalt.

  • voordeel: goed middel als de valutareserves op zijn
  • nadeel: rente heeft veel invloed op de binnenlandse bestedingen, bij een hoge rente wordt geld lenen onaantrekkelijk en sparen aantrekkelijker, de bestedingen dalen, gunstig?, hangt van de conjunctuur af, niet wenselijk als het land al in een laagconjunctuur zit

Slide 54 - Tekstslide

Revaluatie of Devaluatie
Als de spilkoers niet langer houdbaar is:
  • de Centrale Bank is door de valutareserves (directe interventie) heen
  • rentebeleid (indirecte interventie) is niet meer wenselijk

Dan moet op den duur de officieel vastgestelde wisselkoers (= spilkoers) en bijbehorende interventiegrenzen verlaagt (= devaluatie) of verhoogt (= revaluatieworden.

Wanneer landen zich binden aan een vaste wisselkoers, geven zij een stukje flexibiliteit op.
Er mogen geen langdurige, grote tekorten of overschotten ontstaan op de betalingsbalans.
Dit kan immers leiden tot een revaluatie of devaluatie van de wisselkoers.


Slide 55 - Tekstslide

Devaluatie
Revaluatie

Slide 56 - Tekstslide

Trilemma van monetair beleid
Wel of niet een vaste wisselkoers?

Landen kunnen maar 2 van de 3 volgende uitgangspunten handhaven:
  1. zelfstandig monetair beleid: de centrale bank kan de binnenlandse rente langdurig laten afwijken van de internationale rente
  2. vrij (internationaal) kapitaalverkeer: gezinnen en bedrijven uit een land kunnen zonder belemmeringen lenen, beleggen en investeren in een ander land
  3. vaste wisselkoers: de waarde van de munt in verhouding tot een andere munt kan niet schommelen




Slide 57 - Tekstslide

Trilemma monetair beleid

Slide 58 - Tekstslide

Trilemma monetair beleid
B: Om een vaste wisselkoers te handhaven bij een eenzijdige rentewijziging (= zelfstandig monetair beleid), moet het vrije kapitaalverkeer aan banden worden gelegd. 
A: Als de vaste wisselkoers samen moet gaan met vrij kapitaalverkeer, dan moet de vaste wisselkoers gehandhaafd worden door een interventie op de valutamarkt. De interventie zal een oorspronkelijke rentewijziging teniet doen, waardoor een zelfstandig monetair beleid niet werkt.
C: Een eenzijdige rentewijziging (= zelfstandig monetair beleid) leidt in combinatie met vrij kapitaalverkeer tot een wisselkoersverandering, waardoor de vaste wisselkoers niet te handhaven is.

Slide 59 - Tekstslide

Eurozone
Binnen de eurozone was naast vrij verkeer van personen en goederen vrij kapitaalverkeer belangrijk.

Vrij kapitaalverkeer is een bedreiging voor vaste wisselkoersen (verandering door vraag en aanbod). Daarom is er besloten één gezamenlijke munt in te voeren, de euro (€). 

Zelfstandig monetair beleid is opgegeven en er is één centrale bank gekomen, de ECB.

Slide 60 - Tekstslide