woordkunst lessen SCN

Vandaag
- Beter Spellen + taalfout 
- Begin projectweek
- Woordkunst 

1 / 85
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 85 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Beter Spellen + taalfout 
- Begin projectweek
- Woordkunst 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Projectweek 
- Project Klanken, kleuren, klinkers 

- Het project is een samenwerking tussen de vakken Nederlands / Muziek & Beeldende Vorming.

Je krijgt een cijfer voor het gedicht + voor het voordragen van het gedicht (1 cijfer, weging 1).


Slide 3 - Tekstslide

Wat is poëzie voor jullie? 

Wanneer is er sprake van een gedicht?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide




- Tim Hofman

Slide 8 - Tekstslide

Wat valt op qua taal en gevoel? 

Welke beelden blijven hangen? 


Slide 9 - Tekstslide

Stelling
Een songtekst is óók poëzie

Slide 10 - Tekstslide

Disstrack 

Slide 11 - Tekstslide

Bron: NOS, 2024
In mei hebben rivaliserende rappers Kendrick Lamar en Drake acht nummers uitgebracht, waarmee ze elkaar onder vuur nemen. Daarbij gaan de artiesten niets uit de weg. Beschuldigingen van onder meer seks met minderjarigen en huiselijk geweld gaan over en weer in de zogenoemde disstracks die de wereldwijde hitlijsten domineren.

"Het is lang geleden dat zulke grote namen in hiphop het tegen elkaar hebben opgenomen. Voor liefhebbers van rap is dit echt smullen", zegt Dave Vanderheijden. Hij is de oprichter van Hiphop In Je Smoel. Op zijn website wordt elke ontwikkeling in deze beef, zoals een muzikale vete in hiphop wordt genoemd, op de voet gevolgd.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Toolbox
https://docent.blink.nl/nederlandsvo-a/theoriebox/item/literatuur-versus-hiphop

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 
1. Zoek een songtekst die je ook als gedicht kunt voorlezen.
2. Zoek een gedicht dat je kunt rappen. 


Inleveren via ELO opdrachten voor vanavond 18:00. 

Slide 15 - Tekstslide

woordkunst - les 2 + 3

Slide 16 - Tekstslide

Woordkunst - les 2
- Beter Spellen 
- Taalfout 
- Rijmsoorten 

Slide 17 - Tekstslide

https://nos.nl/artikel/2585904-kendrick-lamar-mag-drake-afschilderen-als-pedofiel-van-rechter


Slide 18 - Tekstslide

Bespreken 
Zoek een raptekst die je ook als gedicht kunt voorlezen. 
   Zoek een gedicht dat je ook kunt rappen.

Slide 19 - Tekstslide

Beginrijm: alliteratie
Bij alliteratie beginnen woorden in een zin met dezelfde letter.
Rijm zit dus niet alleen in de klinkers (a,e,i,o,u), maar ook in de medeklinkers.

Liesje leerde Lotje lopen langs de Lange Lindelaan.
Heerlijk, helder Heineken 



Opdracht: maak zelf een zin met alliteratie 

Slide 20 - Tekstslide

Letterlijke rijm 
Wanneer je rijmt, doe je dat, omdat je gaat voordragen. Als je geen letterlijke rijmwoorden kunt bedenken, dan moet je verder kijken naar woorden die op klank rijmen.

Voorbeeld: kast – mast - past is letterlijke rijm.

Slide 21 - Tekstslide

Assonantie (klankrijm)
Enkele woorden die bij elkaar in de buurt staan, hebben dezelfde klank, maar niet dezelfde eindletter(s).

Het gaat hierbij om de uitspraak, en niet om de spelling

1. Klaas Vaak staart vaak ’s avonds laat naar de maan voor het slapengaan.

2. Een groot cadeau 

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld 
Doel 
Klank = oe 
Rijmwoord 1 = moed
Rijmwoord 2 = ....? 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld (2)
Doelman 
Klanken: oe, a 
Rijmwoord 1: boeman.
Rijmwoord 2:...? 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 2 en daarna...
- Neem iets waar je enthousiast over bent: een hobby, een verslaving, etc. Schrijf dingen op waar je goed in bent. Maak een positief gedicht/lied/rap waarin je jezelf/iets/iemand anders ophemelt (WEL PERSONEN)

OF 
- Disstrack. Neem iets waar je een hekel aan hebt: een ergernis, een bezigheid, etc. Of bedenk iets waar je slecht in bent. Maak een dissrap, -gedicht of -lied voor jezelf of iets waar je een hekel aan hebt (GEEN PERSONEN)

Voorwaarden:
- Minimaal tien versregels.
- Gebruik alliteratie en assonantie! 


Je kunt gebruikmaken van de toolbox Rijmsoorten. 

Slide 25 - Tekstslide

Woordkunst - les 3
- Beter Spellen 
- taalfout 
- Verder met woordkunst 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Terugblik
Herhaling
Wat is alliteratie?
Wat is assonantie? 

Vandaag
rijmschema, woordspeling en beeldspraak 

Slide 28 - Tekstslide

alliteratie : blote benen, 
assonantie: koe, goed, doel, 

Slide 29 - Tekstslide

Rijmschema
  • Van het eindrijm kun je een rijmschema maken.
  • Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Slide 30 - Tekstslide

Rijmschema voorbeeld 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Strofe
Een blokje bij elkaar horende regels van een gedicht noem je een strofe.


Slide 33 - Tekstslide

Woordspeling en beeldspraak
  

- synoniem, homoniem, antoniem 
- vergelijking
- metafoor
- personificatie 


Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Anafoor en epifoor 

Anafoor: je creëert een ritme door steeds met dezelfde woorden een zin te beginnen. 

Epifoor: hetzelfde woord of zinsdeel wordt dan aan het eind van (bijna) iedere zin herhaald.

Slide 37 - Tekstslide

Sef - De leven
Anafoor of epifoor?  
Soms Okura, 8 gangen
Soms tempura, Champagne
Soms, soms Visvim
Soms Gucci
Soms Comme des Garçons
Soms Louis
Soms dansen
Soms lichtjes
Soms, soms drankjes
Soms flitsen
Soms 150 paar kicks
En soms Helemaal Niks

Slide 38 - Tekstslide

Homoniem
Een homoniem is een woord dat je hetzelfde schrijft, maar een andere betekenis heeft:

spinnen: Je kunt een kat horen spinnen en spinnen zien lopen.
steel: Een pan heeft een steel, maar ik steel geen pan.

Slide 39 - Tekstslide

Synoniem
Een synoniem is een woord met dezelfde betekenis als een ander woord:

  • voorbeeld - proef - monster
  • proefwerk - toets - repetitie 
  • arts - dokter 
  • leraar - docent - juf/meester

Slide 40 - Tekstslide

Antoniem
Twee woorden zijn elkaars antoniem als ze een tegengestelde betekenis hebben.

  • dag - nacht 
  • (laten) leeglopen - opblazen
  • sterk - zwak 

Slide 41 - Tekstslide

Wat is in dit gedicht een antoniem? 

Slide 42 - Tekstslide


A
woordspeling
B
geen woordspeling

Slide 43 - Quizvraag

Dag - nacht

Dit is een voorbeeld van een....
A
woordspeling
B
synoniem
C
homoniem
D
antoniem

Slide 44 - Quizvraag

Het woord 'dokter' is een ...... van arts.
A
homoniem
B
antoniem
C
synoniem

Slide 45 - Quizvraag


"Roken blijft een teer onderwerp."
A
woordspeling
B
geen woordspeling

Slide 46 - Quizvraag

Is jouw beeld over poëzie veranderd?
A
Ja!
B
Ik wist al wel dat rap ook met poëzie te maken had.
C
Een beetje.
D
Nee.

Slide 47 - Quizvraag

Vandaag

- Huiswerk bespreken 
- Beeldspraak



Slide 48 - Tekstslide

Pak je huiswerk erbij
Zonder gezicht van Froukje en S10 

1. Schrijf het rijmschema op (per strofe begin je opnieuw)
2. Kijk of je alliteratie, assonantie en antoniemen ontdekt. 

Slide 49 - Tekstslide

Waar zit de alliteratie? 
HDP op een terrasje, blote benen, baseball jasje
Roep de ober: "Doe mij maar een Esma" (Mag ik één Esma, alsjeblieft?)
Leuke kakkers, hemd van Ralphie, oude zomerhits, nostalgie
Gaan we uit, dan gaan we naar de Nova 


Roxy Dekker - Anne-Fleur Vakantie 

Slide 50 - Tekstslide

Beeldspraak


- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een  figuurlijke betekenis. 
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object (de werkelijkheid) en het beeld.
- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier, 
   duidelijker en krachtiger.

Slide 51 - Tekstslide

Beeldspraak
Wij focussen ons op drie vormen van beeldspraak

- vergelijkingen
- metaforen
- personificaties 


Slide 52 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 53 - Tekstslide

Vergelijking
Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.
ZO....ALS..... IS NET.......

Voorbeelden:
Zo ziek als een hond.
Je lijkt wel een verzopen kat.
Wat een vuile hond, ben jij!

Slide 54 - Tekstslide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Bij een vergelijking gebruik je als/het lijkt
Bij een metafoor niet! 

Slide 55 - Tekstslide

Voorbeelden beeldspraak

1. Ze werpen drempels op tegen de georganiseerde misdaad
2. Er kwam een tsunami van nieuwe regels voor de klas (een enorme berg)
3. Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)

Slide 56 - Tekstslide

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een 'dood' ding. Bijvoorbeeld:
 
De zon streelde onze wangen
Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig
Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 57 - Tekstslide

Die jongen is zo gek als een deur

Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 58 - Quizvraag

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 59 - Quizvraag

Bedenk twee personificaties voor iets in of om de school.

Slide 60 - Open vraag

'En de zon viel in slaap met de maan'
Welke vorm van beeldspraak herken je?

Slide 61 - Open vraag

Oefening in stilte! 
In dit gedicht zit o.a.: 
- alliteratie 
- personificatie 
-assonantie 

 Noteer precies waar je dit ziet. 


Tip: gebruik je aantekeningen!
timer
4:00

Slide 62 - Tekstslide

Antwoorden
alliteratie: bang te zijn voor buiten (r.4)
bang te zijn voor binnen (r.6)
muren leerde mij (r.5)
en ergens (r.9)
zal ik ze.. (r.9)
niet naar (r.10)

assonantie: naar haar 
waakzaam - verlaten 
mij - zijn 

paradox: buiten en binnen 
verlaten en terugkeer 

personificatie: muren leerden mij 


Slide 63 - Tekstslide

Oefening
Bekijk de songtekst van Froukje en S10 opnieuw. 


Zie je een vorm van beeldspraak? (personificatie, vergelijking, metafoor)

Slide 64 - Tekstslide

Soorten rijm

Slide 65 - Tekstslide

Middenrijm
Als ik loop over de straat,
en ik dan hoop dat je gaat. 

Of 
Je zit in de klas
met een schrift in je tas.

Slide 66 - Tekstslide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.

Kijk maar naar het gedicht hiernaast:

Slide 67 - Tekstslide

Overlooprijm
Rijm waarbij de slotklanken van een regel rijmen op de eerste klanken van de volgende regel.

Voorbeeld uit een gedicht van Guido Gezelle:

Heer Schimmelpenninck weet van sparen:
jaren at hij boter, vlees noch vis!

Nochtans heeft hij veel geld gewonnen,
tonnen gouds etc.

Slide 68 - Tekstslide

Zoek op internet het rijmschema op van:

gekruist rijm
omarmend rijm
gepaard rijm
gebroken rijm
slagrijm

Schrijf ze op in je schrift 

omarmend rijm
gepaard rijm
gebroken rijm
slagrijm

Slide 69 - Tekstslide

Alliteratie / Assonantie
Alliteratie (beginrijm):
Groen - grom - griezel etc. 

Assonantie (klinkerrijm):
Moeten - groenten - doe - vroeg - troep - schoen- moeder - groen - groeien

Slide 70 - Tekstslide

Woorden met één lettergreep
Doel                                                          Kans                                                         Hoofd
Klank: oe                                                Klank: a                                                    Klank: oo
Rijmwoord 1: cool                              Rijmwoord 1: sjans                             Rijmwoord 1: groot
Rijmwoord 2: stoel.                           Rijmwoord 2: dans                             Rijmwoord 2: doof


Plein                                                         Zon
Klank: ei/ij                                              Klank: o
Rijmwoord 1: fijn                                Rijmwoord 1: kon
Rijmwoord 2: rijm                              Rijmwoord 2: som                                                         





Plein
Klank: ei/ij
Rijmwoord 1: fijn
Rijmwoord 2: rijm



Kans
Klank: a
Rijmwoord 1: sjans
Rijmwoord 2: dans
Zon
Klank: o
Rijmwoord 1: kon
Rijmwoord 2: som
Hoofd
Klank: oo
Rijmwoord 1: groot
Rijmwoord 2: doof

Slide 71 - Tekstslide

Woorden met twee lettergrepen:
Voorbeeld: brugklas – rugtas
Doelman
Klanken: oe, a
Rijmwoord 1: voetbal
Rijmwoord 2: broekzak

Fietsbel
Klanken: ie, e
Rijmwoord 1: freestyle
Rijmwoord 2: je ziet snel

Oplaad
Klanken: o, aa
Rijmwoord 1: opmaak
Rijmwoord 2: kapot gaat

Slide 72 - Tekstslide

Woorden met drie lettergrepen:
Voorbeeld: boekenkast - voedselbank
Nederlands
Klanken: ee, e, a
Rijmwoord 1: tegenstand
Rijmwoord 2: wegenwacht
Rijmwoord 3: tegen sprak

Koffiekan
Klanken: o, ie, e
Rijmwoord 1: sorry man
Rijmwoord 2: optie kan
Rijmwoord 3: toch niet dan

Slide 73 - Tekstslide

Woorden met drie lettergrepen:
Voorbeeld: boekenkast - voedselbank
Computer
Klanken: o, oe, e
Rijmwoord 1: opvoeder
Rijmwoord 2: rolstoeler
Rijmwoord 3: vals loeder

Slide 74 - Tekstslide

Waar zit de alliteratie? 
HDP op een terrasje, blote benen, baseball jasje
Roep de ober: "Doe mij maar een Esma" (Mag ik één Esma, alsjeblieft?)
Leuke kakkers, hemd van Ralphie, oude zomerhits, nostalgie
Gaan we uit, dan gaan we naar de Nova 


Roxy Dekker - Anne-Fleur Vakantie 

Slide 75 - Tekstslide

Vandaag

Beter Spellen 
Taalfout 
Herhaling woordkunst
Volgende week: project kleuren, klanken, klinkers 

Slide 76 - Tekstslide

Slide 77 - Tekstslide

Cijfer projectweek bestaat uit twee onderdelen 
- gedicht
- voordragen van het gedicht 

Slide 78 - Tekstslide

Terugblik 
A. Leg de volgende begrippen uit:
Homoniem
Synoniem
Antoniem

B. Geef van elk een voorbeeld

C. Leg het verschil tussen een anafoor en een epifoor uit

Slide 79 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak
- Vergelijking: je noemt het beeld en de werkelijkheid 
Peters neus is zo scheef ALS de toren van Pisa

- Metafoor: je noemt alleen het beeld 
Die kattenkop komt gelukkig niet naar het feest

- Personificatie: je geeft levenloze dingen/planten/dieren menselijke eigenschappen 
Mijn telefoon heeft er geen zin in vandaag.

Slide 80 - Tekstslide

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Wat moest hij jou toch schenken?
Hij wist het antwoord niet te vinden
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
gepaard rijm
gebroken rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 81 - Sleepvraag

Gekruist rijm
Gepaard rijm
Omarmend rijm
Slagrijm
Ik ben dol op boeken
bij mij thuis vind je ze in alle hoeken
Op de tafel, naast de bank,
op het nachtkastje én zelfs op het aanrecht naast de snijplank
Ik ben dol op boeken
de hele dag door lees ik ze graag
soms lees ik vlug, soms gaat het traag
én soms dan mag ik nieuwe boeken uitzoeken
Ik ben dol op boeken
in de klas lees ik graag voor
de kinderen lezen graag zelf
maar soms dan lezen wij samen in koor
Een boek lees ik elke dag
soms met een traan, soms met een lach
daarna schrijf ik online een verslag
hopelijk gaan jullie dan ook overstag

Slide 82 - Sleepvraag

Woorden die synoniemen zijn
Woorden die antoniemen zijn
zwak-sterk
ziek-gezond
razend-woest
brein-hersenen
traag-langzaam
netjes-slordig

afwezig-absent
present-absent

Slide 83 - Sleepvraag

Zonder jou is alles in mijn leven killer. Zonder jou is alles plotseling veel stiller. Zonder jou is wat voorheen vertrouwd was, niet vertrouwd.
A
anafoor
B
epifoor

Slide 84 - Quizvraag

Verder oefenen met Kahoot! 

Slide 85 - Tekstslide