tussen-N

Spelling 
Je leert samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling 
Je leert samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Uitleg samenstellingen

Op de volgende slides volgt de uitleg over de samenstellingen.

Wanner schrijf je wel een tussen -n?
Wanneer schrijf je geen tussen -n?

Maak aantekeningen en ga na de uitleg oefenen op websites die ik met je gedeeld heb! 

Slide 3 - Tekstslide

Basisregel!    Wel een tussen -n

Je schrijft een tussen- n als...het twee zelfstandig naamwoorden zijn en  

...het eerste woord alleen een meervoud op –en heeft

vriend - vrienden  =>  vriendenboek
heer - heren  =>  herenfiets
hond - honden  =>  hondenriem
paard -paarden=> paardenpoep

Slide 4 - Tekstslide

Samenstellingen en een paar uitzonderingen
Wel een tussen -n
  • Het eerste woord heeft (alleen) een meervoud op –en (dit is de basisregel)  

Geen tussen -n
  • Het eerste woord heeft een meervoud op –s
  • Het eerste woord heeft 2 meervouden (op –s en op -n)
  • Het eerste woord is uniek
  • Het eerste woord versterkt het tweede woord
  • Het eerste woord is geen zelfstandig naamwoord
  • Het eerste woord heeft geen meervoud


Slide 5 - Tekstslide

Geen tussen -n  
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord een meervoud op –s heeft
asperge - asperges  =>  aspergesoep
horloge - horloges  =>  horlogemaker

...het eerste woord 2 meervouden heeft (op –s en op -n)
vitamine - vitaminen/vitamines  =>  vitaminepil
weide - weides/weiden  =>  weidevogel

Slide 6 - Tekstslide

Geen tussen -n

Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord geen meervoud heeft
rijst + pap = rijstepap
tarwe + product = tarweproduct

Slide 7 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord uniek is
(uniek = er is er maar 1 van)

zon - zonnestraal
maan - maneschijn (wat je ziet, niet volgens de natuurkunde) 
Let op: ster - sterrenkunde (er zijn meer sterren)



Slide 8 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

... het eerste woord het tweede woord versterkt
beer + sterk = beresterk
aap + trots = apetrots

... het eerste woord geen znw is
goedemorgen (goed = geen znw,  maar een bn)
spinnewiel (spinnen = geen znw, maar een ww)
Maar: spinnenweb (spin + web)

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1
uitzonderingen?
(uniek / linkerdeel is een versterking van een bn / linkerdeel is een ww)
Stap 2
Ja? Volg de regel van de uitzondering.
Nee? Volg het schema

Slide 10 - Tekstslide

Je schrijft de tussenletter -(e)n-:

Als het eerste deel van de samenstelling een znw is dat alleen meervoud op -n of -en heeft.


rozenstruik

eendenkooi

getuigenverklaring

Slide 11 - Tekstslide

Je schrijft geen tussenletter -n-:

- Als het eerste deel  geen meervoud heeft

rijstepap, gerstenat

- Als het eerste deel alleen een meervoud op -s heeft

horlogemaker

- Als het eerste deel een meervoud op -s en -n heeft

secondewijzer


Slide 12 - Tekstslide

Je schrijft geen tussenletter -n-:

- Als het eerste deel een werkwoord of versterkend woord is

dronkelap, beresterk

- Als het eerste deel een uniek persoon of een unieke zaak is

zonnescherm, Koninginnedag

- Als het woord niet meer herkenbaar is als samenstelling

ellepijp, schattebout

Slide 13 - Tekstslide

Met of zonder tussen-n?
A
keuzepakket
B
keuzenpakket

Slide 14 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
tarwenmeel
B
tarwemeel

Slide 15 - Quizvraag

Met of zonder tussen -n
A
Spinnewiel
B
Spinnenwiel

Slide 16 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
roggebrood
B
roggenbrood

Slide 17 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
beregoed
B
berengoed

Slide 18 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
zonnensteek
B
zonnesteek

Slide 19 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 20 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 21 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
rodekool
B
rodenkool

Slide 22 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 23 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
ziektenkiem
B
ziektekiem

Slide 24 - Quizvraag