Havo 3 Lezen hfst 5 en 6 Functiewoorden

VWO 3
Functiewoorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvwoLeerroute VLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

VWO 3
Functiewoorden

Slide 1 - Tekstslide

Functiewoorden, welke functie heeft een alinea?

Slide 2 - Tekstslide

Welke formulering is een aanbeveling?
A
Ik vind deze appels het lekkerst. Echt waar.
B
Je moet deze peren nemen! Ze zijn lekker.
C
Deze kiwi's zijn het gezondst. Dat hebben we onderzocht.
D
Dit fruit zou ik nemen. Het is het beste.

Slide 3 - Quizvraag

Welke formulering hieronder is een weerlegging?
A
Niet waar! Dit feest is gezelliger!
B
Dit feest is gezelliger, hoewel ik eerst dacht van niet.
C
Dit feest is gezelliger dan het vorige.
D
DIt feest is echt niet gezellig.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een uitwerking?

Slide 5 - Woordweb

Het begrip 'verklaring' is een synoniem voor oorzaak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een verklaring kan een reden of een oorzaak zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een oorzaak geeft aan waarom iets is. Een reden geeft aan waardoor iets komt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een signaalwoord voor een reden is waarom, voor een oorzaak waardoor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Het is handig om signaalwoorden te leren en te herkennen om de functie van een alinea te bepalen.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 10 - Quizvraag

Bij een constatering
A
vraag je je af of iets klopt.
B
ga je dieper op iets in.
C
stel je vast dat iets zo is.
D
trek je een conclusie.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video