Fictie 3 - klas 3: plaats van handeling/ruimte (3.1), personages, motieven, motto en thema

Verhaalaspecten bij fictie 3
  • Bekijk de filmpjes in de opdracht fictie 3 (weektaak 14)
    > vragen over?

  • Hoofdstuk 3.1: je leert de plaats van handeling en ruimte in een verhaal herkennen en beschrijven.

  • We herhalen personages, thema, motief en motto
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verhaalaspecten bij fictie 3
  • Bekijk de filmpjes in de opdracht fictie 3 (weektaak 14)
    > vragen over?

  • Hoofdstuk 3.1: je leert de plaats van handeling en ruimte in een verhaal herkennen en beschrijven.

  • We herhalen personages, thema, motief en motto

Slide 1 - Tekstslide

Verhaalaspecten bij fictie 3

Hoofdstuk 3.1: je leert de plaats van handeling en ruimte in een verhaal herkennen en beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

In welk land bevindt zich deze plek volgens jou?

Waaraan kun je dat zien?

Slide 3 - Tekstslide

Plaats van handeling: de aardrijkskundige aanduiding van de locatie.

In dit geval de Sahara, de woestijn in Egypte.

Slide 4 - Tekstslide

We gaan even inzoomen: wat zie je hier?

Kun je deze ruimte beschrijven?

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijven van ruimtes in een verhaal
Een schrijver beschrijft ruimtes omdat dit een functie heeft in het verhaal, bijvoorbeeld om gebeurtenissen te omschrijven of om een bepaalde sfeer weer te geven.

Een ruimtebeschrijving kan ook spanning creëren doordat het juist contrasteert met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 6 - Tekstslide

Ruimte
* Ruimte is de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, waarin personages zich bewegen. 
* Onder ruimte verstaan we niet alleen fysieke ruimtes, zoals een slaapkamer of een park, maar alle omschrijvingen over de omgeving. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, ambulance in de straat.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect.

Denk terug aan de woestijn van zonet en vul het bovenste rijtje in.



Slide 8 - Tekstslide

Verhaalaspecten bij fictie 3

We herhalen:
 personage
thema
motief
motto

Slide 9 - Tekstslide

Personages
Personages zijn verhaalfiguren in een boek, film, game enz.
Er is vaak sprake van hoofd- en bijpersonages.

Over een hoofdpersoon in een boek, film e.d. kom je te weten:
hoe hij eruitziet;
- wat hij denkt en voelt;
- wat zijn karaktereigenschappen zijn;
- waar, hoe en met wie hij woont.
etc.

Slide 10 - Tekstslide

Personages
Hoofdpersonages hebben vaak een round chracter. Ze maken gedurende het verhaal een karakterontwikkeling. Een dergelijk peronage heeft doorgaans een  complexere persoonlijkheid. 

Bijpersonages hebben vaak een flat character: een statisch karakter dat zich amper ontwikkelt.

Slide 11 - Tekstslide

Het type
Een 'type' als personage is snel te herkennen. 
Vaak aan een uiterlijk kenmerk en/of een eigenschap die overdreven wordt.  

Bijvoorbeeld
Een schurk ziet er onbetrouwbaar uit en is (heel) gemeen.
Dit is dus erg typerend ;-)

Slide 12 - Tekstslide

Motto
Een motto is een citaat, spreuk of dichtregel voor in het boek, waarmee de auteur vaak de bedoeling van een boek aanduidt.
Niet alle boeken hebben een motto.

Je kunt het motto ook gebruiken om alvast iets te verklappen over het plot. Door vooruit te blikken in het verhaal, creëer je een gevoel van spanning.

Slide 13 - Tekstslide

Motto
"Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht"

 Quote uit een brief van C. Plinius Caecilius Secundus, Romeinse senator, die verslag doet van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 N.C.

Dit is het motto uit De Aanslag van Harry Mulish.
'De Aanslag' is een ramp voor hoofdpersoon Anton: ook hij komt in een diepe duisternis terecht... Dit motto blikt dus vooruit op het verhaal dat komt.

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp versus Thema
Het onderwerp van een verhaal kun je vaak in één woord aangeven, bijvoorbeeld liefde, vriendschap, reizen of oorlog.

Het thema gaat echt over het boek zelf en is vaak een korte zin. Deze zin is een samenvatting van het hele verhaal. Lijkt op de hoofdgedachte.

Onderwerp en thema worden (vrijwel) nooit expliciet vermeld en moet je vaak zelf onderzoeken.


Slide 15 - Tekstslide

Motieven

Een motief is een element dat zich steeds herhaalt

Het is een kleiner onderwerp of kenmerk dat past bij het thema.

Bijvoorbeeld: een voorwerp, een lied, een kleur, een bepaalde handeling, een geur of een gevoel dat beschreven wordt.




Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Welke elementen zag je steeds terugkomen?

Slide 18 - Woordweb

Antwoorden bij woordweb
Een motief is een element of gegeven dat herhaaldelijk terugkeert.
Het is dus een kleiner onderwerp of kenmerk dat past bij het thema.

In het filmpje in deze LessonUp kun je dan denken aan: het fietsen, tegen de wind in en de heuvel op, het wisselen van de seizoenen, hoe ook de personages die ze passeert steeds ouder worden (dus: de tijd die voorbijgaat).

Slide 19 - Tekstslide

Ik snap en ken de aspecten ruimte, motto, motief, thema en personages in fictie.
0100

Slide 20 - Poll