Les 1

¡Hola!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
MuziekBasisschoolGroep 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¡Hola!

Slide 1 - Tekstslide

Yo me presento...
Me llamo... Mariana Mozdzer (Ik ben... je naam)

Yo tengo...50 años (Ik ben... je leeftijd)

Yo soy... argentina (Ik ben...je nationaliteit)

Yo vivo en... La Haye (Ik woon in... je stad, buurt)
Schrijf het op in je schrift!

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
Yo
ik
jij
El/Ella/Usted
hij/zij/u
Nosotros
Nosotras
wij
Vosotros
Vosotras
jullie
Ellos/Ellas
ze

Slide 3 - Tekstslide

 SER (Zijn)
wie je bent
"wat" je bent
hoe je bent
je nationaliteit
Yo (ik)
soy
ik ben
(jij)
eres
jij bent
Él, ella (hij, zij)
es
hij, zij is
Nosotros (wij)
somos
wij zijn
Vosotros (jullie)
sóis
jullie zijn
Ellos, ellas (ze)
son
ze zijn

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het ww SER?
- Je naam door te geven: Yo SOY Aisha.
 
- Je nationaliteit door te geven: Yo SOY marroquí.

- Je beroep: Yo SOY estudiante.

- Je eigenschappen van karakter of uiterlijk: Yo SOY inteligente.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het werkwoord SER?

Slide 6 - Open vraag

¿Cómo eres? Hoe ben jij?
¿Cómo?
=
Hoe?

Slide 7 - Tekstslide

¿Cómo eres (tú)?

Slide 8 - Open vraag

¿Cómo es tu amiga (ella)?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Ella ... turca.
A
es
B
está

Slide 13 - Quizvraag

Ella ... en la piscina.
A
es
B
está

Slide 14 - Quizvraag

Bart ... holandés.
A
es
B
está

Slide 15 - Quizvraag

Bart ... en el camping.
A
es
B
está

Slide 16 - Quizvraag

La piscina ... en el camping.
A
es
B
está

Slide 17 - Quizvraag

Yo ... marroquí.
A
soy
B
estoy

Slide 18 - Quizvraag

Yo ... en el local 308.
A
soy
B
estoy

Slide 19 - Quizvraag

GUSTAR

Slide 20 - Tekstslide

Gustar: Leuk/lekker vinden
GUSTAR
+ zelfstandig naamwoord
Me
Leuk vinden, lekker vinden, van iets/iemand houden
of + werkwoord

Slide 21 - Tekstslide

GUSTAR
GUSTAR
(yo)
me
gusta(n)
(tú)
te
gusta(n)
(él/ella)
le
gusta(n)
(nosotros)
nos
gusta(n)
(vosotros)
os
gusta(n)
(ellos/ellas)
les
gusta(n)

Slide 22 - Tekstslide

- ¿Qué te gusta hacer?  -> Me gusta hablar francés.

 - Me gustan los partidos de fútbol.

- ¿Qué te gusta comer?-> Me gusta comer pasta.

- Me gusta la biología.

 Ejemplos

Slide 23 - Tekstslide

- ¿Te gusta hacer deporte?  -> Sí, me gusta 

 - ¿Te gustan los partidos de fútbol?
 -> No, no me gustan



 Ejemplos

Slide 24 - Tekstslide

¿Le gusta el fútbol a Rowan?
timer
1:30

Slide 25 - Open vraag

¿Te gusta el chocolate?
timer
1:30

Slide 26 - Open vraag

¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre?
timer
1:30

Slide 27 - Open vraag

¿Qué música te gusta?
(Wat muziek vind je leuk?)
timer
2:00

Slide 28 - Open vraag

¿Qué te gusta comer?
(Wat vind je lekker om te eten?)
timer
2:00

Slide 29 - Open vraag

A tu docente de español ¿Le gusta el caos en la clase?
timer
1:30

Slide 30 - Open vraag


¿Qué te gusta hacer en el Instituto?
(Wat vind je leuk om te doen in het Instituut??)
timer
2:00

Slide 31 - Open vraag


En el fin de semana, me gusta...
(In het weekend, ik vind leuk...)
timer
2:00

Slide 32 - Open vraag

¡A escuchar!

                 Manu Chao - Me gustas tú


Slide 33 - Tekstslide

¡Hasta la próxima!

Slide 34 - Tekstslide

¡Gracias!
¡Adiós!

Slide 35 - Tekstslide