WI 2T P5 - 8.3 De balans

H8 Vergelijkingen
WI 2T P5 
8.3 De balans
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H8 Vergelijkingen
WI 2T P5 
8.3 De balans

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen W1
10.1 Lineair verband
Ik kan een lineaire formule herkennen uit een tabel, de vorm van de grafiek en de vorm van de formule.

10.2 Kwadratische verband
Ik kan een kwadratische verband herkennen uit een tabel en uit de vorm van een grafiek.
Ik kan de grafiek van een kwadratische verband tekenen m.b.v. een formule en een tabel.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen W2
10.3 Wortelverband
Ik kan een wortelverband herkennen uit een formule. 
Ik kan een wortelverband tekenen m.b.v. een tabel en formule.

10.4 Periodiek verband
Ik kan een periodieke verband beschrijven uit een grafiek m.b.v. de begrippen: periode, minimum en maximum.

10.5 Verbanden en grafieken
Ik kan verschillende verbanden herkennen uit een grafiek en uit een formule

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen W4
8.1  Formules korter
Ik kan formules korter schrijven door gelijksoortige termen samen te nemen.

8.2 Vergelijkingen
Ik kan pijlenkettingen maken bij formules met en zonder haakjes.
Ik kan vergelijkingen met haakjes oplossen m.b.v. een omgekeerde pijlenketting.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen W5
8.3 De Balans
Ik kan eenvoudige vergelijkingen oplossen m.b.v. een afbeelding van een balans. 

8.4 Link en recht hetzelfde
Ik kan vergelijkingen oplossen door links en rechts van het 'is gelijk aan' teken hetzelfde te doen.

8.5 Het omslagpunt
Ik kan de coordinaten van het omslagpunt m.b.v. de balansmethode berekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf deze formule korter:
23 x tijdinuren + 55 = kosten

Slide 6 - Woordweb

Wat gaat voor bij onderstaande berekening?

4 x (5 + t) = b
A
Eerst 4 x 5 Dan het antwoord + t
B
Eerst 20 + t Dan het antwoord x 4
C
Eerst 5 + t Dan het antwoord x 4
D
Eerst 5 + t Dan het antwoord x 20

Slide 7 - Quizvraag

Wat gaat voor bij onderstaande berekening?

(20 - t) : 5 = b
A
Eerst t : 5 Dan het antwoord - 20
B
Eerst 20 - t Dan het antwoord : 5
C
Eerst 20 - t Dan het antwoord : t
D
Eerst t - 20 Dan het antwoord : 5

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf de volgende formule korter:

a = 6p + -8p +20p - 20

Slide 9 - Open vraag

Henkie maakt onderstaande
pijlenketting bij de formules: 4 x (5 + t) = b
Wat gaat er mis?

Slide 10 - Woordweb

Maak een pijlenketting bij deze formule

3,50 x k + 5,25 = r

Slide 11 - Open vraag

Maak een pijlenketting bij deze vergelijking:

150 + 45 x m = 240

Slide 12 - Open vraag

Schrijf deze formule korter:
150 - aantal bakjes friet x 1,5 = vette winst

Slide 13 - Woordweb

b=1004×t
Wat zijn de variabelen in de
formule hieronder?

Slide 14 - Woordweb

y=3x2+2q8
Wat zijn de variabelen in de
formule hieronder?

Slide 15 - Woordweb

Pijlenketting bij formules met haakjes
Weet je nog?

Haakjes
Machten
Wortels
Vermenigvuldigen / Delen
Optellen / Aftrekken

Slide 16 - Tekstslide

Bereken b als t = 3

b = 4 x (10 - t)

Slide 17 - Woordweb

Bereken b als t = 4

(20 - t) : 5 = b

Slide 18 - Woordweb

Wat is een vergelijking?
Een vergelijking is een formule met het antwoord ingevuld.


GEEN vergelijking
b = 2 x t
2 x t + 5 = b
(100 - t) : 2 = p
b = 4 x (10 - t)

WEL vergelijking
6 = 2 x t
2 x t + 5 = 10
(100 - t) : 2 = 45
28 = 4 x (10 - t)
 





Slide 19 - Tekstslide

Wat is een vergelijking oplossen?
Oplossen houdt in dat je een getal vind voor de variabele zodat de berekening klopt. 
Bijv: 6 = 2 x t
Voor t MOET er dus een 3 komen staan om de berekening kloppend te maken (want 2 x 3 is inderdaad 6)


Slide 20 - Tekstslide

Hoe los je een vergelijking, met of zonder haakjes, op m.b.v. een omgekeerde pijlenketting?
Hoe los je een vergelijking op die met daarin haakjes?



(aller aller eerste stap: is het een vergelijking of niet?)

Voorbeeld:
Los onderstaande vergelijking op
(b - 12) : 4 = 10

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan vergelijkingen
0.  Schrijf de vergelijking op

Slide 22 - Tekstslide

Stappenplan vergelijkingen
0. Schrijf de vergelijking op
1. Teken de gewone pijlenketting

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan vergelijkingen
0. Schrijf de vergelijking op
1. Maak de gewone pijlenketting
2. Maak de omgek.. pijlenketting

Slide 24 - Tekstslide

Stappenplan vergelijkingen
0. Schrijf de vergelijking op
1. Maak de gewone pijlenketting
2. Maak de omgek.. pijlenketting
3. Reken terug 

Slide 25 - Tekstslide

Stappenplan vergelijkingen
0. Schrijf de vergelijking op
1. Maak de gewone pijlenketting
2. Maak de omgek.. pijlenketting
3. Reken terug 
!!! Schrijf je antwoord op !!!
4. Controleer je door in te vullen in 
de originele vergelijking.

Slide 26 - Tekstslide

Zet de onderdelen in de juiste volgorde om een vergelijking op te lossen.
Maak de gewone pijlenketting.

Maak de omgekeerde 
pijlenketting.

Controleer je antwoord door in te vullen in de originele vergelijking.
Reken terug en schrijf je antwoord op.

Slide 27 - Sleepvraag

Los onderstaande vergelijking op:

3 x k + 40 = 121

Los deze vergelijking op met de vier stappen van de stappenplan.

Slide 28 - Open vraag

Henkie gaat sparen voor een vakantiereis van €600,-
Hij heeft al €150 op zijn spaarrekening en spaart elke week (van zijn bijbaantje) €45,-. Hij gebruikt de formule hiernaast: 150 + 45 x m = b
Bij dit verhaal hoort de volgende vergelijking: 150 + 45 x w = 600
Los deze vergelijking op met de vier stappen van de stappenplan.

Slide 29 - Open vraag

Los de vergelijking hiernaast op: (b - 15) : 10 = 1,85

Los deze vergelijking op met de vier stappen van de stappenplan.
Rond af op 2 decimaal.

Slide 30 - Open vraag

Los de vergelijking hiernaast op: (b - 15) : 7 = 21

Los deze vergelijking op met de vier stappen van de stappenplan.
Rond af op 2 decimaal.

Slide 31 - Open vraag

De balans gebruiken/1
De balans is één van de beste manieren om vergelijkingen mee op te lossen. Dus dingen van de vorm: 3 x g  = 36 
Hier hoort de volgende balans bij.
Je ziet links: 3 kazen ( 3 x g)
Je ziet rechts: 36 kg (36)



Slide 32 - Tekstslide

De balans gebruiken/1
De 'is gelijk aan' teken (=) speelt hierin de hoofdrol.
Denk bij de balans aan: 







DE BALANS MOET IN 
EVENWICHT BLIJVEN!!!!

Slide 33 - Tekstslide

De balans gebruiken/2
Dus:

Maar hoe doe je dat?
 
DE BALANS MOET IN EVENWICHT BLIJVEN!!!!

Een balans blijft in evenwicht als je links en rechts van de balans hetzelfde doet (x : + -)

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld/1
Hiernaast zie je een balans die in 
evenwicht is. Je ziet zakjes knikkers 
en losse knikkers:
DUS we kunnen het zeggen:
5 x a + 6 = 16
We gaan uitzoeken hoeveel knikkers er in 1 zakje zitten.

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld/2
Om de balans in evenwicht te houden
halen we 6 losse knikkers weg links van 
de balans. 

Om de balans in evenwicht te houden moet er OOK 6 losse knikkers weg gehaald worden van rechts! 

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld/2
In 1 zakje zit dus 2 knikkers.

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeeld samengevat:
5a + 6 = 16
5a    =    10
a       =      2
Beide kanten:
-6 knikkers
Beide kanten:
: 5

Slide 38 - Tekstslide

Welke vergelijking hoort bij de
balans hiernaast?

Slide 39 - Open vraag

Bij deze balans hoort de volgende vergelijking:
3a = 12
Los deze vergelijking op.

Slide 40 - Open vraag

Welke vergelijking hoort bij de
balans hiernaast?

Slide 41 - Open vraag

Bij deze balans hoort de volgende vergelijking:
4a + 9 = 21
Los deze vergelijking op.

Slide 42 - Open vraag

Enquete Leerdoelen
Geef in de volgende slides aan hoe je er voor staat bij de afgelopen leerdoelen.

Slide 43 - Tekstslide

Ik kan een lineaire formule herkennen uit een tabel, de vorm van de grafiek en de vorm van de formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Ik kan een kwadratische verband herkennen uit een tabel en uit de vorm van een grafiek.

😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Ik kan de grafiek van een kwadratische verband tekenen m.b.v. een formule en een tabel.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Ik kan een wortelverband herkennen uit een formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Ik kan een wortelverband tekenen m.b.v. een tabel en formule.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Ik kan een periodieke verband beschrijven uit een grafiek m.b.v. de begrippen: periode, minimum en maximum.
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll

Ik kan verschillende verbanden herkennen uit een grafiek en uit een formule.

😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Ik kan formules korter schrijven door gelijksoortige termen samen te nemen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Ik kan pijlenkettingen maken bij formules met en zonder haakjes.

😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll

Ik kan vergelijkingen met haakjes oplossen m.b.v. een omgekeerde pijlenketting.

😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

Ik kan eenvoudige vergelijkingen oplossen m.b.v. een afbeelding van een balans.


😒🙁😐🙂😃

Slide 54 - Poll

Zelfstandig werken
Je hebt gewerkt aan de voorbereiding van 8.3.
Ga nu aan de slag met 8.3.
Kijk dit na en lever in in showbie.

Slide 55 - Tekstslide