M8 H1 De conjunctuurbeweging

lesplanning

* Herhaling lesstof

* Uitleg hoofdstuk 1

* werken aan hoofdstuk 1

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lesplanning

* Herhaling lesstof

* Uitleg hoofdstuk 1

* werken aan hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Hoe versterkt een hoog consumentenvertrouwen een hoogconjunctuur?
A
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst hoog is
B
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst laag is

Slide 2 - Quizvraag

Welke indicator zal afnemen bij een hoogconjunctuur?
A
Belastingontvangsten
B
Investeringen bedrijven
C
Uitkeringen
D
Inflatie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een probleem bij hoogconjunctuur?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Afname financieringstekort
C
Tekort op lopende rekening
D
Stijging van de lonen

Slide 4 - Quizvraag

Waarom stijgt het tekort van de overheid bij een daling van de conjunctuur? Geef twee oorzaken

Slide 5 - Open vraag

Wat is de juiste relatie tussen export en bbp?
A
Als de Nederlandse export daalt, daalt als gevolg het Nederlandse BBP.
B
Als het Nederlandse bbp daalt, daalt als gevolg daarvan de Nederlandse export

Slide 6 - Quizvraag

Welke variabelen zijn voorlopende conjunctuurindicatoren?
A
Bedrijfinvesteringen
B
Werkloosheid
C
Belastinginkomsten van de overheid
D
Afzet van bedrijven

Slide 7 - Quizvraag

LESDOELEN
Na deze les:
- ken je Macro Economisch Vraag- en aanbod Model (MEVA-model)
- begrijp je wat de geaggregeerde vraag inhoudt
- ken je het verschil tussen geaggregeerd aanbod op de korte - en lange termijn.

Slide 8 - Tekstslide

Geaggregeerde vraag 
 
De geaggregeerde vraag of macro-economische vraag is de totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten producten, overheid en buitenland in een jaar willen kopen. 

Er bestaat een negatief verband tussen het algemeen prijspeil (CPI) en de omvang van de geaggregeerde vraag. 

Slide 9 - Tekstslide



De geaggregeerde vraag





De geaggregeerde vraag is de totale vraag van alle aanbieders in het land (niet verwarren met de collectieve vraag; dat is de totale vraag van één product).



Slide 10 - Tekstslide

Geaggregeerd Aanbod
Totale hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven in een jaar aanbieden. 

Onderscheid maken tussen korte en lange termijn, reden? 
Korte termijn zijn kosten minder goed aan te passen, dit kan op lange termijn wel! 

Slide 11 - Tekstslide



Het geaggregeerde aanbod





Het geaggregeerde aanbod is het totale aanbod van alle aanbieders in het land



(niet
verwarren met het collectieve aanbod; dat is het totale aanbod van één
product).





Op
korte termijn verloopt de geaggregeerde aanbodcurve horizontaal. Dit komt door
de
prijsrigiditeit.



Prijzen
zijn rigide als ze niet direct aangepast worden aan veranderingen in vraag en
aanbod.







Slide 12 - Tekstslide



Het geaggregeerde aanbod



Niet alleen de prijzen zijn op korte termijn rigide, dat geldt ook voor de lonen. Er is dan op korte termijn sprake van loonstarheid. Dit is het gevolg van bijvoorbeeld een cao.


Er is op de arbeidsmarkt in de grafiek sprake van loonstarheid. Stel het
gaat hierbij om een jaarloon van € 20.000,- per persoon per jaar. De vraag naar arbeid neemt af. Wat is het gevolg?








Slide 13 - Tekstslide

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn
Productie die tot stand komt is het reëel BBP. 

Stel vraag neemt toe, dan op korte termijn een hogere productie, qua prijs verandert er nog niet veel! 

Slide 14 - Tekstslide

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn

Prijsrigiditeit/Prijsstarheid doordat:

- Aanbieders durven niet snel aan te passen

- Productiekosten kunnen niet snel aangepast worden (loonstarheid)

- Moeilijk te bepalen welke prijs bij maximale winst

- Geldillusie (denken in nominalen)





Slide 15 - Tekstslide



Het geaggregeerde aanbod



Op de lange termijn is het geaggregeerde aanbod niet afhankelijk van het prijsniveau. De geaggregeerde aanbodcurve op lange termijn loopt daarom verticaal. De productieomvang die een economie op lange termijn voortbrengt, is de natuurlijke productieomvang.
Bij deze productie worden alle productiefactoren ten volle benut.


Op zeer lange termijn kan de geaggregeerde aanbodcurve wel verschuiven. De belangrijkste reden voor die verschuiving is technologische vooruitgang.








Slide 16 - Tekstslide

Geaggregeerd aanbod lange termijn

Aanbod wordt bepaald door stand techniek, alle productiefactoren worden ingezet. 

- Door technologische vooruitgang neemt LTGA toe

Slide 17 - Tekstslide

Verschuivingen in geaggregeerde vraaglijn:
- Schommelingen door verandering beleid overheid (belastingen of overheidsbestedingen) 
- Conjunctuurschommelingen (meer vraag naar goederen en diensten of juist minder) 

Slide 18 - Tekstslide

Verschuivingen geagregeerd aanbod LANGE TERMIJN
Kan verschuiven door betere scholing, hogere arbeidsproductiviteit, technologische ontwikkeling. 

Slide 19 - Tekstslide

Trendmatige groei
 2008: Alle productiefactoren worden optimaal benut. 

Door technologische ontwikkeling stijgt LTGA wat gebeurt er? 

Slide 20 - Tekstslide

Trendmatige groei
Geaggregeerde vraag geen verandering --> naar B 

Maar, door productiviteit stijgen de lonen, GV neemt toe tot punt C.  

Slide 21 - Tekstslide

Conjunctuurbeweging
Neergaande conjunctuurbeweging door vraaguitval.
Consumenten raken pessimistisch over toekomst, kopen veel minder. 

Slide 22 - Tekstslide

Conjunctuurbeweging
Door prijsrigiditeit verschuift Y naar Ykt, uiteindelijk worden prijzen verlaagd en komen we in lange termijnevenwicht, Ylt. 

Slide 23 - Tekstslide

De geaggregeerde vraag is
A
wat de bevolking van een land als geheel aan consumptiegoederen vraagt/koopt.
B
wat de bevolking van een land als geheel aan goederen en diensten vraagt/koopt.
C
wat de bedrijven van een land als geheel aan investeringen vragen/kopen
D
wat de overheid van een land als geheel aan overheidsbestedingen vraagt/koopt.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van prijsrigiditeit?
A
Schending van de sociale norm
B
productiekosten langzaam aanpassen (bijv. inkoop van onderdelen of personeelskosten)
C
Ondernemer heeft moeite met het bepalen van de beste prijs

Slide 25 - Quizvraag

prijsrigiditeit of prijsstarheid is
A
Prijzen die in de tijd nooit aanpassen aan veranderingen in vraag en aanbod
B
Prijzen die niet aangepast kunnen worden aan veranderingen in vraag en aanbod
C
Prijzen die zich langzaam aanpassen aan veranderingen in vraag en aanbod

Slide 26 - Quizvraag

De formule voor de geaggregeerde vraag is:
A
Y = C + I
B
Y = C + I + O
C
Y = C + I + O + E
D
Y = C + I + O + E - M

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk
Hoofdstuk 2 t/m vraag 20

Slide 28 - Tekstslide