Hoofdletters & Leestekens

Hoofdletters en leestekens


Grammatica en spelling H5.1 + 5.2
Nu Nederlands 3F deel B, blz. 199
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens


Grammatica en spelling H5.1 + 5.2
Nu Nederlands 3F deel B, blz. 199

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wanneer je een hoofdletter gebruikt en kun je deze correct toepassen.
  • Je weet aan het einde van de les welke leestekens er zijn en kun je deze correct toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters
& Leestekens

Slide 3 - Woordweb

beste mevrouw Visser
In de bovenstaande zin moet...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 4 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci

Slide 5 - Quizvraag

Leestekens maken de zin ingewikkelder.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Leestekens
Waarom is het belangrijk om leestekens correct te gebruiken?

Goed gebruik van leestekens
 maakt een tekst eenvoudiger te lezen.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 8 - Sleepvraag

mevrouw thea de boer krijgt met moederdag een bon van ikea
A
2 hoofdletter
B
3 hoofdletters
C
4 hoofdletters
D
5 hoofdletters

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdletters
Wanneer schrijf je een hoofdletter:
  • Aan het begin van de zin (uitzondering: 's Morgens, als de zin met een getal begint);
  • Namen van personen, feestdagen, merken, historische gebeurtenissen;
  • Aardrijkskundige namen en talen.

Slide 10 - Tekstslide

meneer de groot gaat met pasen
naar leiden lopen
A
2 hoofdletter
B
3 hoofdletters
C
4 hoofdletters
D
5 hoofdletters

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer schrijf je geen hoofdletter
  • Formele aanduidingen bij personen: u, uw;
  • Samenstellingen van feestdagen: het kerstkadootje;
  • Windstreken: het zuiden;
  • Namen van seizoenen: de lente;
  • Titels: de president, de professor.
  • Periodes: vb. de middeleeuwen;
  • Religieuze stromingen: de islam, het christendom;
  • Schoolsoorten: het vmbo, het roc (wel in eigennaam: ROC Horizon College)

Slide 12 - Tekstslide

Welk van ondertaande woorden missen hoofdletters? 
Met hoofdletters

Geen hoofdletters
kerstvakantie

stille oceaan
het stadhuis
hollywood
midden oosten
tweede kamer
vereniging natuurmonumenten
noorderlicht
mevrouw. c. de haan
paasei
boeddhisme

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke leestekens zijn er?
punt
.
Om de zin af te sluiten, bij sommige afkortingen
komma
,
In opsommingen, tussen twee pv's, voor en/of na een aanspreking/tussenwerpsel, tussen hoofd- en bijzin
vraagteken
?
Na een vraag
Uitroepteken
!
Na een bevel, na een uitroep.
Dubbele punt
:
Na een aankondiging van een opsomming, of citaat, voor een uitleg.
puntkomma
;
de ; verbindt hoofdzinnen aan elkaar die bij elkaar horen.
aanhalingstekens
'...'
Bij een citaat, als je een woord ironisch bedoelt, als het om een woord of de groep woorden zelf gaat.

Slide 17 - Tekstslide

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was.
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 18 - Quizvraag

Regel: Als de zin eindigt met een citaat, komt de punt ...
A
binnen de aanhalingstekens
B
buiten de aanhalingstekens

Slide 19 - Quizvraag

Zijn de aanhalingstekens juist in de volgende zin?

"Eindelijk thuis", dacht ze tevreden.


A
Nee, bij gedachten bij voorkeur geen leestekens gebruiken.
B
Ja, bij gedachten zijn dubbele aanhalingstekens juist.
C
Nee, bij gedachten zijn alleen enkele aanhalingstekens juist.

Slide 20 - Quizvraag



Welke leestekens missen in de onderstaande zin?

Ik kijk het hele jaar al uit naar dat festival
zegt mijn oudere zus ieder jaar opnieuw.
A
Een komma na 'festival' en aanhalingstekens voor 'Ik'
B
Een komma na 'festival', aanhalingstekens na die komma en aanhalingstekens voor 'Ik'
C
Een uitroepteken na 'festival' en aanhalingstekens voor 'Ik'
D
Een uitroepteken na 'festival', aanhalingstekens na dat uitroepteken en aanhalingstekens voor 'Ik'

Slide 21 - Quizvraag

Staan de aanhalingstekens goed?

'Heb jij dit al gedaan'? vroeg Marie.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Staan de aanhalingstekens goed?

'Dat vind ik stom', zei Marie.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

"Als we hier mee klaar zijn, zei de juf "dan gaan we eten."
Waar komen de aanhalingstekens?
A
Achter 'klaar'
B
Achter 'zijn'
C
Achter de komma
D
Hier hoeven geen aanhalingstekens meer

Slide 24 - Quizvraag

Staan de aanhalingstekens goed?
"He Jonas," vroeg moeder, "wil jij even naar de AH?"
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag