V5: chapitre 1, cours 3 (Grammaire A)

La grammaire...
Le garçon qui a organisé l'action

La grammaire dont je parle

La maison que j'ai achetée
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

La grammaire...
Le garçon qui a organisé l'action

La grammaire dont je parle

La maison que j'ai achetée

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Objectif : Tu connais les règles du pronom relatif.

  • Retour en arrière : ex. 2c
  • Grammaire A : le pronom relatif (het betrekkelijk voornaamwoord) 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik: Hoe werken we dit jaar?
  • Als ik praat, of 1 van jullie de beurt geef, is de rest stil.
  • Je let op in de les.
  • Je zorgt dat je je spullen (boek, laptop, schrift, pennen, oortjes) bij je hebt, en dat je huiswerk af is.
  • We respecteren elkaar.

Slide 3 - Tekstslide

Retour en arrière : exercice 2C (3 min.)
  • 1 - A
  • 2- B
  • 3 - C
  • 4 - A
  • 5 - A
  • 6 - A 

Slide 4 - Tekstslide

Grammaire A : Le pronom relatif (het betrekkelijk voornaamwoord) (p. 13)

Slide 5 - Tekstslide

Grammaire A : Le pronom relatif (het betrekkelijk voornaamwoord) (p. 13)
  • Wordt gebruikt om zinnen aan elkaar te 'plakken'.
  • Qui, que, en dont zijn de 4 belangrijkste betrekkelijk voornaamwoorden.
  • Qui gebruik je als hoofd- en bijzin hetzelfde onderwerp hebben, que gebruik je als het onderwerp in de bijzin het lijdend voorwerp is van de hoofdzin.
  • Dont wordt alleen gebruikt als het werkwoord in de zin het voorzetsel de gebruikt!

Slide 6 - Tekstslide

Als het onderwerp in de hoofdzin ook het onderwerp in de bijzin is, gebruik je...
A
qui
B
que
C
D
dont

Slide 7 - Quizvraag

Que verwijst naar...
A
Het onderwerp
B
Het werkwoord
C
De bijzin
D
Het lijdend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

"Le stylo dont je me sers est bleu." is een correcte zin
A
Vrai
B
Faux

Slide 9 - Quizvraag

"La fille qui je déteste a les cheveux blonds" is een correcte zin.
A
Vrai
B
Faux

Slide 10 - Quizvraag

La bonne cause ... j'adore est Médecins sans frontières.
A
Qui
B
Que
C
D
Dont

Slide 11 - Quizvraag

Mon camarade de classe ... est en retard habite loin de l'école.
A
Qui
B
Que
C
D
Dont

Slide 12 - Quizvraag

Au travail !
Quoi?
Faire exercices 9 et 10
Avec qui?
Individuellement ou avec ton voisin.
Besoin d'aide?
Pose tes question à ton voisin ou à la prof.
Temps?

Résultat?
Tu auras pratiqué avec l'usage du pronom relatif.
Fini? 
Faire exercice 11
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Programme
  • Objectif : Connaître les règles pour le pronom relatif et son usage.
  • Retour en arrière : ex. 4 - ✔
  • Grammaire A : le pronom relatif (het betrekkelijk voornaamwoord) - ✔

Slide 14 - Tekstslide

Le prochain cours :
  • Répéter grammaire A
  • Introduction du roman "Un sac de billes" de Joseph Joffo

  • Devoirs :
    - finir ex. 9 et 10
    - apprendre Grammaire A

Slide 15 - Tekstslide

Quel est le règle pour choisir le pronom relatif correct ?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide