Test jezelf H3

Op stoom
TEST JEZELF


Geschiedenis
Kader 2 - periode 2
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Op stoom
TEST JEZELF


Geschiedenis
Kader 2 - periode 2

Slide 1 - Tekstslide

REPRODUCTIE
Heb je de lesstof goed geleerd.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet dit tijdvak van van wanneer tot wanneer duurt deze?
A
Tijd van pruiken en revoluties (1700-1800)
B
Tijd van burgers en stoommachines (1700-1800)
C
Tijd van pruiken en revoluties (1800-1900)
D
Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
kiesrecht
A
Recht om bij de verkiezingen te mogen stemmen.
B
Recht om bij verkiezingen gekozen te mogen worden.
C
Recht om te demonstreren.
D
Recht om naar school te gaan.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
liberalen
A
Ze willen gelijkheid voor iedereen.
B
Ze willen vrijheid voor iedereen.
C
Ze willen eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.
D
Ze willen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
volksvertegenwoordiging
A
Groep mensen die de Tweede Kamer bestormen.
B
Groep mensen die door een president is gekozen als bestuur van het land.
C
Groep mensen die door het volk is gekozen als bestuur van het land.
D
Groep mensen die door een dictator is gekozen als bestuur van het land.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
industriële revolutie
A
Verandering naar het maken van producten met machines.
B
Verandering naar het maken van producten met de hand.
C
Verandering naar het maken van producten.
D
Waarbij kinderen al het werk moeten doen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
kinderarbeid
A
Waarbij volwassenen al het werk moeten doen.
B
Waarbij kinderen moeten werken op school.
C
Waarbij kinderen betaald werk doen.
D
Waarbij kinderen oorlog moeten voeren.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
urbanisatie
A
Groei van steden doordat minder mensen in de stad gaan wonen.
B
Groei van steden doordat meer mensen in de stad gaan wonen.
C
Groei van dorpen doordat meer mensen in de dorpen gaan wonen.
D
Al deze antwoorden zijn goed.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
algemeen kiesrecht
A
Kiesrecht voor mannen.
B
Kiesrecht voor vrouwen.
C
Kiesrecht voor kinderen.
D
Kiesrecht voor iedereen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
feministen
A
Vrouwen die gelijke rechten voor mannen en vrouwen willen.
B
Vrouwen die gelijke rechten voor vrouwen willen.
C
Vrouwen die gelijke rechten voor mannen willen.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
Kinderwetje
A
Wet uit 1900 waardoor alle kinderen tot 12 naar school moesten.
B
Wet uit 1919 waardoor je maar 8 uur per dag hoefde te werken.
C
Wet uit 1874 waarbij kinderen tot 12 niet meer hoefden te werken.
D
Wet uit 1848 waarbij de koning zijn macht verloor.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
leerplicht
A
Wet uit 1900 waardoor alle kinderen tot 12 naar school moesten.
B
Wet uit 1919 waardoor je maar 8 uur per dag hoefde te werken.
C
Wet uit 1874 waarbij kinderen tot 12 niet meer hoefden te werken.
D
Wet uit 1848 waarbij de koning zijn macht verloor.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
politieke partij
A
Groep mensen met dezelfde politieke ideeën.
B
Groep mensen met andere politieke ideeën.
C
Groep mensen met verschillende politieke ideeën.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
sociale wet
A
Wet waarmee de regering het leven van vooral rijke mensen wil verslechteren.
B
Wet waarmee de regering het leven van vooral rijke mensen wil verbeteren.
C
Wet waarmee de regering het leven van vooral arme mensen wil verslechteren.
D
Wet waarmee de regering het leven van vooral arme mensen wil verbeteren.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
socialisten
A
Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het makkelijk heeft, moet helpen.
B
Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het moeilijk heeft, moet helpen.
C
Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het moeilijk heeft, moet straffen.
D
Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het makkelijk heeft, moet straffen.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
vakbond
A
Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van omstandigheden voor werkgevers.
B
Vereniging van werkgevers die zich inzet voor het verbeteren van omstandigheden voor werkgevers.
C
Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van omstandigheden voor arbeiders.
D
Vereniging van werkgevers die zich inzet voor het verbeteren van omstandigheden voor arbeiders.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
cultuurstelsel
A
Regels die boeren in Nederlands-Indië verplichtten om producten te verbouwen voor de handel met Nederland.
B
Regels die boeren in Nederlands-Indië verplicht om 1/5 deel van hun land te verbouwen voor de Nederlandse handel.
C
Regel uit 1830 waarbij boeren in Nederlands-Indië alleen met Nederland mochten handelen.
D
Al deze antwoorden zijn goed.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
imperialisme
A
Macht en aanzien van je land groter maken door meer gebieden te veroveren.
B
Ze willen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.
C
Heel erg trots zijn op je eigen volk en land, en andere volken minachten.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
nationalisme
A
Macht en aanzien van je land groter maken door meer gebieden te veroveren.
B
Ze willen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen.
C
Heel erg trots zijn op je eigen volk en land, en andere volken minachten.
D
Geen van deze antwoorden is goed.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het begrip:
Nederlands-Indië
A
Kolonie van Nederland in de negentiende eeuw.
B
Naam van Indonesië voor 1948.
C
Dit land heet tegenwoordig Indonesië.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 21 - Quizvraag

Zet de onderstaande zes gebeurtenissen op de juiste volgorde.
Thorbecke schrijft zijn nieuwe grondwet.
Willem I wordt koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
België verklaart zich onafhankelijk.
Minister Van Houten schrijft het Kinderwetje.
Algemeen kiesrecht voor mannen.

Slide 22 - Sleepvraag

Halverwege de Tijd van burgers en stoommachines, in 1848, schreef Thorbecke de nieuwe grondwet. Waren deze gebeurtenissen eerder, of later?
Eerder
Later
Nederland erkent België als onafhankelijk land.
Kinderwetje van Van Houten.
Algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen.
Het cultuurstelsel wordt ingevoerd.
Aletta Jacobs wordt huisarts.

Slide 23 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte bron?

Slide 24 - Open vraag

Toepassing 1
Het geleerde kunnen toepassen in dezelfde situatie.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Waar en wanneer was deze gebeurtenis?
De trein reed vanaf...
A
1871
B
1824
C
1839
D
1919

Slide 27 - Quizvraag

Waar en wanneer was deze gebeurtenis?
De trein reed voor het eerst tussen ... en ...
A
Amsterdam en Haarlem
B
Amsterdam en Antwerpen
C
Den Haag en Haarlem
D
Den Haag en Antwerpen

Slide 28 - Quizvraag

Deze afbeelding is gemaakt in 1939.
Is dit dan een voorbeeld van een directe of indirecte bron?
A
Directe bron, want hij komt niet uit de tijd zelf.
B
Indirecte bron, want hij komt niet uit de tijd zelf.
C
Directe bron, want hij is gemaakt in die tijd.
D
Indirecte bron, want hij is gemaakt in die tijd.

Slide 29 - Quizvraag

Deze meneer heet ... en zorgde voor ...
A
Johan Thorbecke en was feminist.
B
Aletta Jacobs en was de eerste vrouwelijke dokter in Nederland.
C
Johan Thorbecke en was een liberale minister.
D
Aletta Jacobs en was een feminist.

Slide 30 - Quizvraag

Deze meneer heet ... en zorgde voor ...
A
Koning Willem I en was de eerste koning van Nederland.
B
Koning Willem-Alexander en is nu koning van Nederland.
C
Koning Willem I en was de zesde koning van Nederland.
D
Koning Willem I en voerde het cultuurstelsel in.

Slide 31 - Quizvraag

Deze meneer heet ... en zorgde voor ...
A
Multatuli en had kritiek op het cultuurstelsel.
B
Eduard Douwes Dekker en had kritiek op het cultuurstelsel.
C
Multatuli en was liberaal.
D
Eduard Douwes Dekker en was feminist.

Slide 32 - Quizvraag

Deze mevrouw heet ... en zorgde voor ...
A
Johan Thorbecke en was feminist.
B
Aletta Jacobs en was de eerste vrouwelijke dokter in Nederland.
C
Johan Thorbecke en was een liberale minister.
D
Aletta Jacobs en was een feminist.

Slide 33 - Quizvraag

Toepassing 2
Het geleerde toepassen in een nieuwe situatie.

Slide 34 - Tekstslide

Lees de tekst en beantwoord de vragen:
"Een onderzoeker vertelde aan een groep politici: “Ouders porren hun kinderen in de ochtend wakker en krijgen ze diep in de avond uitgeput terug. Ze zien hen ziek en kreupel worden, of op jonge leeftijd sterven. En ze laten dit allemaal toe, omdat ze anders verhongeren.”
(Bron: verslag van een Brits parlementair onderzoek uit 1832.)

Slide 35 - Tekstslide

Welke reactie op de voorgaande tekst past bij de liberalen?
A
“Dat is verschrikkelijk! De overheid moet hier iets aan doen!”
B
“Dat is verschrikkelijk! Die ouders moeten snel een oplossing zoeken voor hun problemen!”
C
“Ach ja, zo gaat dat. Geeft niks!”

Slide 36 - Quizvraag

Waarom wilden veel liberalen dat de overheid de vieze arbeiderswijken in de steden schoon ging maken?
A
Ze zijn bang dat er besmettelijke ziekten uitbreken en dat zij dan ook zelf ziek worden.
B
Ze schamen zich voor de rommel op straat.
C
Ze maken zich zorgen over milieuvervuiling in de stad.
D
Ze leren de arbeiders beter kennen en willen hen helpen.

Slide 37 - Quizvraag

Waarom werd Willem I gevraagd om koning van Nederland te worden?

Slide 38 - Open vraag

Zet de onderstaande vijf gebeurtenissen op de juiste volgorde.
De VOC haalt specerijen uit Indië
Nederlands-Indië wordt een Nederlandse kolonie.
Het cultuurstelsel wordt ingevoerd.
De NHM is niet langer het enige bedrijf dat in Indië mag handelen. Daardoor komen er steeds meer handelaren.
Nederland zorgt voor scholing in Nederlands-Indië, om zo iets tegen de armoede te doen.

Slide 39 - Sleepvraag