In 1896 werd ontdekt dat sommige stoffen uit zichzelf straling gingen uitzenden. Deze stoffen werden radioactieve stoffen genoemd.
Stoffen die van nature radioactief zijn, zijn natuurlijk radioactief.
Stoffen die in een lab radioactief zijn gemaakt heten kunstmatig radioactief.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Radioactiviteit
In 1896 werd ontdekt dat sommige stoffen uit zichzelf straling gingen uitzenden. Deze stoffen werden radioactieve stoffen genoemd.
Stoffen die van nature radioactief zijn, zijn natuurlijk radioactief.
Stoffen die in een lab radioactief zijn gemaakt heten kunstmatig radioactief.
Slide 1 - Tekstslide
Halfwaardetijd
Wanneer een stof radioactief is, zendt het straling uit, dit zorgt ervoor dat de radioactieve stof langzaam wordt omgezet tot een andere stof, die vaak niet meer radioactief is.
Hoe snel een radioactieve stof wordt omgezet, heet de halfwaardetijd. Deze verschilt per stof!
De halfwaardetijd wordt als volgt gemeten. De tijd die het kost om 50% van de resterende stof om te zetten is de halfwaardetijd.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Deeltjes
Radioactieve stoffen zenden niet alleen maar straling uit in de vorm van golven.
Ze kunnen ook deeltjes (atomen) uitzenden, Deze deeltjes kunnen ook gevaarlijk zijn.
Vaak zenden radioactieve stoffen maar 1 van de 2 deeltjes uit.
Slide 7 - Tekstslide
Gammastraling
Naast deeltjesstraling, zenden radioactieve stoffen vaak ook elektromagnetische straling uit met een hele kleine golflengte, dit heet gammastraling (𝛄-straling). Deze bestaat dus niet uit deeltjes maar uit fotonen.
Dit lijkt erg op Röntgenstraling maar is nog schadelijker.
Slide 8 - Tekstslide
Doordringend vermogen
De maximale afstand die alfa- en bètadeeltjes kunnen afleggen, heet dracht.
Uiteindelijk komen ze zoveel moleculen tegen, dat ze
hun bewegingsenergie kwijtraken.
Gammastraling heeft een groot doordringend
vermogen. Het kan heel makkelijk door andere stoffen
heen, maar wordt naarmate wel steeds minder.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Nut van gammastraling
Gammastraling kan heel soms in de medische wereld gebruikt worden.
Het kan gebruikt worden om scans van organen te maken.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
In het laboratorium wordt een tracer gemaakt.
De tracer wordt ingespoten bij de patient.
Een gammacamera registreert de vrijgekomen straling.
Slide 15 - Tekstslide
False color image (schildklier en tumor)
Slide 16 - Tekstslide
Rontgenstraling kun je uitzetten.
Gammastraling niet. En alfa- en betastraling ook niet..
Slide 17 - Tekstslide
Uitwendig en inwendig
In het ziekenhuis kan radiotherapie gebruikt worden om bijvoorbeeld kankercellen te vernietigen.
Dit kan op 2 manieren:
Bij uitwendige bestraling bevindt de radioactieve bron zich buiten het lichaam. De bron zendt röntgen- of gammastraling uit naar het lichaam toe.
Bij inwendige bestraling wordt de radioactieve bron in het lichaam gebracht. De radioactieve stof wordt verpakt in kleine metalen staafjes die een arts in de tumor implanteert. Er wordt gebruikgemaakt van stoffen die gamma- en bètastraling uitzenden.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Medisch gebruik van bestraling
Medisch gebruik van besmetting
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Bescherming tegen straling
Een Röntgenapparaat kan straling uitzenden wanneer je op een knop drukt.
Radioactieve stoffen zenden constant straling uit, het houdt nooit op, daarom moet je veilig overweg kunnen gaan met radioactieve stoffen.
Als je voedsel of drinkwater vervuild is, kan je zelfs radioactieve stoffen binnenkrijgen. Dit wordt radioactieve besmetting genoemd, je zendt dan zelf radioactiviteit uit.