Omgaan met boosheid

• Sova
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Les  – Boosheid

Doel: 

     -    Herkennen wat je boos kan maken, 

- Herkennen wat er dan met je gebeurt, 

-  oefenen met manieren om die boosheid te controleren.

Iedereen wordt wel eens boos.
Waarom of wanneer wordt jij boos?

Hoe voel je het als je boos wordt (lichaam/geest)?

Wat doe jij meestal als je boos bent?

Wat helpt jou (om niet te flippen?)

Start luchtig. Benoem het thema en wees eerlijk:

“Iedereen wordt boos. De vraag is niet óf, maar wat je er dan mee doet. Boos blijven is soms lekker, maar het vreet ook energie. Wat helpt jou om niet te flippen?”

Stel open vragen aan de groep:

Waar word jij snel boos van?

Hoe voel je het als je boos wordt (lichaam/geest)?

Wat doe jij meestal als je boos bent?

Laat ze reageren – je hoeft geen oplossingen te bieden, alleen ruimte geven.

Vergrotende trap

Wat voel je dan?

Waaraan merk je dat?

Wat kan jou helpen?

Vul het in voor jezelf!

1

2

3

4

5

geirriteerd

boos

kwaad

woedend

agressief

Woedend, Kwaad, geirriteerd, agressief, boos

Wat zijn de verschillen tussen deze
vormen van boosheid?

“Boosheid is geen zwakte. Hoe je ermee omgaat – dáár zit kracht.”

Wat is het verschil tussen gecontroleerde en ongecontroleerde boosheid?

Hoe kun jij voorkomen dat je (erg) boos wordt? (Wat helpt jou?)

Hoe kun jij een ander helpen wanneer deze boos wordt?

Een Situatie

Trigger: iemand noemt me “dom” (rood kaartje)

Gevoel: schaamte/boos

Keuze: schreeuwen (groen kaartje)

Gevolg: gesprek stopt, ik krijg verwijdering

Optioneel extra:

Laat ze een kaart maken met:

🧠 Trigger – Gevoel – Keuze – Gevolg

Bijvoorbeeld:

Trigger: iemand noemt me “dom”

Gevoel: schaamte + boos

Keuze: schreeuwen

Gevolg: gesprek stopt, ik krijg verwijdering

Laat ze daarna een alternatief pad tekenen:

→ Welke andere keuze had je kunnen maken?