Rivieren temmen

Rivieren temmen
Paragraaf 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Aardrijkskunde

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rivieren temmen
Paragraaf 4

Slide 1 - Tekstslide

Doel 1
Je kent de basisbegrippen die horen bij het onderwerp ‘rivieren’

Slide 2 - Tekstslide

Een rivier heeft een bron nodig waar hij zijn water vandaan haalt. Voor sommige rivieren is dat de regen; voor sommige een gletsjer; en voor andere een combinatie van beide.
We hebben zo drie soorten rivieren:
1. Regenrivier
2. Gletsjerriver
3. Gemengde rivier

Een Nederlandse regenrivier is de Maas; een gemengde rivier is de Rijn.

Slide 3 - Tekstslide

Een rivier stroomt van boven (meestal in de bergen) naar beneden (meestal naar de zee).
Daarom heet het begin van een rivier de bovenloop, en het einde de benedenloop.
Bij de bovenloop, waar veel hoogteverschil is, stroomt de rivier nog heel snel.
Bij de benedenloop is er minder hoogteverschil. De rivier stroomt dan langzamer, en met meer bochten. Een bocht in een rivier is een meander.

Slide 4 - Tekstslide

Omdat een rivier hoog begint en laag eindigt, is er altijd een hoogteverschil tussen de bovenloop en de benedenloop. Dat hoogteverschil heet het verval van de rivier.
Als je het verval van de rivier over één kilometer berekent, krijg je het verhang. Hoe groter het verhang, hoe groter het hoogteverschil en hoe steiler de rivier daar dus loopt.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 1
Bekijk de afbeelding.
Zie je hier de boven- of benedenloop van een rivier?
Vraag 2
Welke rivier voert waarschijnlijk meer water af: de Maas of de Rijn?

Vraag 3
Waar is het verhang van een rivier groter: de bovenloop of benedenloop? Leg uit.

Slide 6 - Tekstslide

Doel 2
Je kan uitleggen hoe klimaatverandering de neerslag heeft veranderd

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt al geleerd dat door klimaatverandering de temperatuur stijgt.

Dat betekent dat het warmer wordt boven zee, en dat daar dus meer water verdampt.
Die wolken komen aan land, en daardoor gaat het meer regenen.

Slide 8 - Tekstslide

Rivieren moeten die regen afvoeren. Al het water in het stroomgebied van de Rijn en de Maas komt door Nederland heen. Wij zijn de delta van die rivieren; het gebied vlak voor de monding.
Nederland is het afvoerputje van West-Europa

Slide 9 - Tekstslide

De neerslag die valt, komt terecht in rivieren, in gletsjers (als het sneeuw is) of in grondwater. Uiteindelijk gaat alles terug naar de zee: we noemen dat de waterkringloop.

Slide 10 - Tekstslide

Door stijging van de temperatuur valt minder neerslag als sneeuw, en meer als regen dat gelijk de rivier in gaat. Daardoor wordt het debiet van rivieren - de hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt - steeds hoger.

Slide 11 - Tekstslide

Dat debiet wordt ook beïnvloed als er plotseling zware regenbuien vallen. Dit gebeurt steeds vaker in de zomer in Nederland.

Slide 12 - Tekstslide

Door zulke zware, plotselinge buien, afgewisseld met heel droge momenten, ontstaat er een schommeling in de waterafvoer: soms heel veel, soms heel weinig. Die schommeling heet het regiem van de rivier.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 3
Door het stijgen van de temperatuur, komt de zeespiegel hoger te staan. Leg uit hoe dat kan.

Vraag 4
Op welke twee manieren verandert de neerslag door klimaatverandering?
Vraag 5
Welke rivier zal de meeste schommelingen hebben in een jaar: de Rijn of de Maas?

Vraag 6
Welke rivier heeft 's zomers het hoogste debiet: een regen- of een gemengde rivier?

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 7
Bekijk het plaatje.
Je ziet het debiet van de Rijn, voor elke maand van het jaar.
In welke maand is het debiet het hoogst?

Vraag 8
Zoek op waarom het juist in die maand het hoogst is.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 9
Het debiet van de Rijn heeft een piek in een bepaald seizoen. In welk seizoen zal dat zijn? Leg je antwoord uit.


Vraag 10
Als er in een stad een zware regenbui valt, heeft dat vaak meer gevolgen dan op het platteland. Beredeneer waarom dat zo is.

Slide 16 - Tekstslide

Doel 3
Je kan uitleggen hoe Ruimte voor de Rivier inspeelt op de veranderingen die komen door klimaatverandering

Slide 17 - Tekstslide

Sinds 2007 heeft de regering maatregelen ingevoerd om met al dat water om te gaan: Ruimte voor de rivier. Dat project moet de waterafvoer door de rivieren verbeteren.

Slide 18 - Tekstslide

Om die waterafvoer optimaal te maken, werden er verschillende dingen gedaan:
- Obstakels opgeruimd
- Rivieren breder maken
- Meer opslagruimte maken voor water

Slide 19 - Tekstslide

De optimale rivier ziet er zo uit:
- Een brede rivierbedding zonder obstakels
- Opgeruimde uiterwaarden: de gebieden tussen de dijk en de rivierbedding
- Op smalle punten een nevengeul, een extra afvoerkanaal in de rivier

Slide 20 - Tekstslide

Soms betekent het verwijderen van obstakels ook het opruimen van zomerdijken. Dit zijn kleine dijken die in de uiterwaard staan. Ze houden het water tegen bij een lage waterstand, zoals in de zomer gebeurt.

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 11
Lees de tekst over het Reevediep. Van welke Ruimte voor de Rivier maatregel is dit een voorbeeld?

Vraag 12
Noem nog twee manieren waarop je de rivier meer ruimte kan geven.

Vraag 13
Wat voor maatregel kan je nemen als het water maar eens per jaar heel hoog staat?

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 14
Bekijk de afbeelding. Bij elk cijfer hoort een maatregel om  de rivier meer ruimte te geven. Welke maatregel hoort waar?
- Obstakels verwijderen
- Dijk verleggen
- Rivierbedding verlagen
- Uiterwaard afgraven
Vraag 15
Welk begrip hoort bij de letters A en B?

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 16
Ruimte voor de Rivier is in 2007 van start gegaan. Waarom was zo’n project juist vanaf toen nodig?

Vraag 17
Beredeneer waarom alleen het hoger maken van dijken niet voldoende is.
Vraag 18
In 1995 hadden we bijna te maken met zware overstromingen. Zoek uit waarom we toen zoveel water te verwerken kregen.

Slide 24 - Tekstslide

Doel 4
Je kan uitleggen hoe we Nederland klimaatbestendig inrichten om problemen met water te voorkomen

Slide 25 - Tekstslide

Door alle veranderingen in het klimaat moeten wij ons aanpassen. Dat doen we door ons leefgebied klimaatbestendig in te richten. Oftewel: door in te spelen op de gevolgen van klimaatverandering.
Eén manier om dat te doen is het project Ruimte voor de rivier, maar er zijn meer maatregelen mogelijk.

Slide 26 - Tekstslide

In de zomer zullen we meer periodes van droogte krijgen. Daardoor daalt het waterpeil en kan water van de zee het land binnendringen. Dat is zout water, en het leidt tot verzilting.
Klimaatbestendig inrichten houdt in dat we voldoende zoet water opslaan.
Dat doen we bijvoorbeeld in het IJsselmeer.

Slide 27 - Tekstslide

Ook in steden moeten we opletten. Omdat de bodem in de stad verhard is, zakt regenwater er niet in weg. Het stroomt direct naar rivieren. Komt er een extreme bui,
dan krijgen de rivieren
enorm veel water af
te voeren.
Dat water moet ergens anders opgevangen worden. Een oplossing hiervoor is de aanleg van wadi's - groenstroken in de stad die regen opvangen.

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 19
Je bent in deze paragraaf heel veel begrippen tegengekomen over rivieren.
Zet deze begrippen voor jezelf op orde. Maak bijvoorbeeld een mindmap, of een tekening waarin je de begrippen verwerkt.


Gebruik hiervoor de presentatie met alle begrippen (de laatste 3 dia's). Zorg dat je van elk begrip de betekenis kent!

Slide 29 - Tekstslide