2.2 Waarom zou je sparen?

Welkom bij de economie les 2
Ga rustig op je plek zitten volgens de nieuwe plattegrond.
Pak alvast je boek en laptop erbij
Je bent nu stil en wacht tot dat de les begint.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij de economie les 2
Ga rustig op je plek zitten volgens de nieuwe plattegrond.
Pak alvast je boek en laptop erbij
Je bent nu stil en wacht tot dat de les begint.

Slide 1 - Tekstslide

H2 Jij en je geld
2.2 Waarom zou je sparen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen ?
Terugblik vorige les
2.2 Waarom zou je sparen ?  ( Lessonup)
Opgaven 15, 16, 18,21, 24 en 25

Slide 3 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
  • Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.
  • Ik kan uitleggen wat rente is.
  • Ik kan de rente berekenen die je op een spaarbedrag ontvangt.
  • Ik kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Leerdoel
Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.

Slide 5 - Tekstslide

Waarvoor spaar jij?

Slide 6 - Woordweb

2.2 Waarom zou je sparen?
Spaarmotieven
Sparen betekent dat je je geld niet nu uitgeeft, maar bewaart voor later.
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 7 - Tekstslide

Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer je spaart om genoeg geld te hebben, voor het geval je tijdelijk zonder inkomen zit, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer je spaart voor een nieuwe telefoon, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer je spaart om een nieuwe Playstation te kopen, dan is je spaarmotief:
A
voorzorg
B
rente
C
doel

Slide 11 - Quizvraag

Het spaarmotief is hier...
A
voorzorg
B
rente
C
doel
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quizvraag

Wat waren de 3 spaarmotieven?

Slide 13 - Woordweb

2.2 Waarom zou je sparen?
Leerdoel
Ik kan uitleggen wat rente is.
Ik kan de rente berekenen die je op een spaarbedrag ontvangt.

Slide 14 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Rente
Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld.
  • wordt berekend in procenten
  • rentepercentage is altijd per jaar!



Slide 15 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Rente
Ik heb € 15.000 gespaard. Ik krijg  2 % rente. Bereken de rente.
Formule per jaar =percentage:100 x spaarbedrag
 2 : 100 x € 15.000= € 300,-

Slide 16 - Tekstslide

Herm heeft € 8.000 gespaard. Hij krijg 3,5 % rente. Bereken de rente die Herm krijgt na 1 jaar.

Slide 17 - Open vraag

Berekening
Formule per jaar =percentage:100 x spaarbedrag
3,5:100x€ 8.000=€ 280

Slide 18 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Leerdoel
Ik kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.

Slide 19 - Tekstslide

Functies van geld
Ruilmiddel:
producten kopen
Rekenmiddel:
prijzen vergelijken
Spaarmiddel:
geld opzij zetten

Slide 20 - Tekstslide

Functies van geld
  • Ruilmiddel:       ik koop een trui en een broek
  • Spaarmiddel:   ik geef mijn geld niet uit, maar spaar om een fiets te kunnen kopen
  • Rekenmiddel:  een trui kost €40 en een broek €50

Slide 21 - Tekstslide

Welk middel past niet bij de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
wasmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 22 - Quizvraag

In plaats van mijn zakgeld uit te geven, leg ik het opzij om een nieuwe telefoon te kunnen kopen.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 23 - Quizvraag

In supermarkt A kost een kilo bananen € 0,50 meer dan in supermarkt B.

Welke geldfunctie herken je?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de 3 geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld?

Yara koopt voor € 80 een tweedehands fiets.

A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel

Slide 25 - Quizvraag

Peter vergelijkt broeken. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel
Welke geldfuncties komen hier naar voren?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Oppotmiddel
D
Rekenmiddel

Slide 26 - Quizvraag

Op het internet kost een televisietoestel € 499 en betaal je €75 verzendkosten. In de winkel betaal je € 549. Ik koop de televisie in de winkel.
Welke geldfunctie herken je niet?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 27 - Quizvraag

Je gebruikt geld als.....................wanneer je iets koopt
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 28 - Quizvraag

2.2 Waarom zou je sparen?
Evaluatie leerdoelen

Slide 29 - Tekstslide

Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik kan uitleggen wat rente is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik kan de rente berekenen die je op een spaarbedrag ontvangt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Ik kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

2.2 Waarom zou je sparen?
  • Ik kan 3 redenen opsommen en herkennen waarom je spaart.
  • Ik kan uitleggen wat rente is.
  • Ik kan de rente berekenen die je op een spaarbedrag ontvangt.
  • Ik kan de 3 geldfuncties opsommen en herkennen.

Slide 34 - Tekstslide

Vragen maken
Opgaven 15, 16, 18,21, 24 en 25 op blz 42
Hoe ? Alleen of op fluitertoon met je buurman of buurvrouw.
Hoelang ? 15 minuten.
Klaar ? Mag je nakijken en daarna iets voor je zelf doen
timer
15:00

Slide 35 - Tekstslide

14
15
16
17
18
19
8
4
9
20
21
22
23
24
25
10
5
11
6
8
9
10
12
13

Slide 36 - Tekstslide