Quiz bedrijfseconomie H9

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 1

Bedrijfseconomie quiz

H9: Bedrijfsresultaten

Tijdsduur: 15 tot 30 min

Wat is het constante kostentarief?

1. Bedrag aan variabele kosten in de kostprijs
2. Bedrag aan de constante kosten in de opbrengst
3. Bedrag aan constante kosten in de kostprijs
4. Bedrag aan variabele kosten en opbrengst in de kostprijs

Wat betekent afzet?

Wat is de betekenis van bezettingsgraad?

1. Mate waarin de onderneming haar productiecapaciteit niet gebruikt
2. Mate waarin de onderneming haar productiecapaciteit benut
3. Hoeveel een onderneming aan het eind van het jaar geproduceerd heeft
4. Hoeveel machines een onderneming in totaal heeft

Het transactieresultaat is altijd gelijk aan het bedrijfsresultaat

1. Juist
2. Onjuist

Bij een bedrijf zijn de constante fabricagekosten € 100.000,- en de variabele fabricagekosten € 150.000,-. Verder is bekend dat de normale productie 10.000 stuks bedraagt en dat de werkelijke productie ook 10.000 stuks bedraagt. Wat is nu de fabricagekostprijs?

1. € 10
2. € 15
3. €25
4. € 20

De formule van de bezettingsresultaat is:

1. (N-W) X N/ C
2. (N-C) X W / N
3. (C-W) X N / N
4. (W-N) X C / N

Formule:
(W-N) * C/N
W= Werkelijke afzet
N= Normale afzet
C= Constante kosten
N= Normale afzet

Hoe onstaat een prijs- en efficiencyverschillen?

1. Lage kwaliteit goedkopere grondstoffen
2. Hoogopgeleide werknemers en laag werktempo
3. Hoogopgeleide werknemers en meer uren
4. Hoger afvalpercentage goedkopere grondstoffen

Wat is de formule om het calculatieverschil te berekenen?

1. SP * SE - WE * WP
2. ST * SP - WE * WP
3. SP * ST - WE * WT
4. SH * SP - WH * WP

SH * SP - WH * WP
SH = standaardhoeveelheid
SP = standaardprijs
WH = werkelijke hoeveelheid
WP = werkelijke prijs

De kostprijs bereken je met :

1. C/W + V/N
2. C/N + V/W
3. C/V + N/W
4. C/F + N/T

Wat vonden jullie van de quiz?

1. Goed
2. Voldoende
3. Matig
4. Onvoldoende