Herhaling druk beweging krachten

Herhaling druk beweging krachten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FysicaSecundair onderwijs

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling druk beweging krachten

Slide 1 - Tekstslide

De formule voor druk is:
A
P=F/A
B
p=F/A
C
P=F . A
D
p=F . A

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'gewichtloos'?
A
Niets wegend, zwevend
B
Zwaar en moeilijk te tillen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen eenheid van druk?
A
Pa
B
N/m²
C
bar
D
N . m²

Slide 4 - Quizvraag

Krachten zijn ...
A
zichtbaar
B
onzichtbaar

Slide 5 - Quizvraag

Naar welke kant werkt de veerkracht op bij een dynamometer?
A
Naar boven
B
Naar onder

Slide 6 - Quizvraag

Waar is de druk het grootst?
A
Positie 1 en 3
B
Positie 5
C
Positie 4 en 6
D
Geen van de bovenstaande

Slide 7 - Quizvraag

Welke krachten zijn
werkzaam?
A
zwaartekracht
B
wrijvingskracht
C
opwaartse stuwkracht
D
trekkracht

Slide 8 - Quizvraag

Formule voor hydrostatische druk
A
p = ρ ∙ h ∙ g
B
p = ρ ∙ V ∙ g
C
p = ρ ∙ h / A
D
p = ρ ∙ h ∙ F

Slide 9 - Quizvraag

Welke beweging voert hij uit?
A
Een versnelde EVRB
B
Een vertraagde EVRB
C
ERB
D
Rust

Slide 10 - Quizvraag

Massa en gewicht zijn synoniemen van elkaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welke krachten zijn
werkzaam?
A
zwaartekracht
B
wrijvingskracht
C
opwaartse stuwkracht
D
duwkracht

Slide 12 - Quizvraag

druk is een ...
A
grootheid
B
eenheid

Slide 13 - Quizvraag

omzetten eenheid van druk
1Pa
A
1 N/m²
B
10 N/m²
C
100 N/m²
D
1000 N/m²

Slide 14 - Quizvraag

een voorwerp heeft een EVRB als de snelheid op verschillende tijden met gelijke waarde veranderd
A
fout
B
juist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht?
A
Een kracht die voorwerpen afstoot.
B
Een contactkracht.
C
Een kracht die enkel werkt in vloeistoffen.
D
Een veldkracht die voorwerpen aantrekt.

Slide 16 - Quizvraag

Welke krachten zijn
werkzaam?
A
zwaartekracht
B
wrijvingskracht
C
opwaartse stuwkracht
D
trekkracht

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er als twee krachten elkaar opheffen?
A
De resulterende kracht wordt groter
B
Voorwerp versnelt in richting van kracht
C
Voorwerp beweegt niet
D
Timetravel

Slide 18 - Quizvraag

De vrije val is een ERB waarbij de snelheid steeds constant is.
A
Waar
B
Vals

Slide 19 - Quizvraag

De vrije val is een versnelde EVRB waarbij de (val)versnelling steeds constant is.
A
Waar
B
Vals

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de richting van de zwaartekracht?
A
Verticaal
B
Horizontaal
C
Naar boven
D
Naar beneden

Slide 21 - Quizvraag

Een schansspringer maakt een
éénparig rechtlijnige beweging (ERB)
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag