15.5 De stad als ecosysteem (zelfstandig)

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

15.5 De stad als ecosysteem

Een kleine herhaling van §15.4

Vraag

De volgende stoffen kunnen voorkomen in dierlijke en plantaardige restproducten: cellulose, sacharose, mineralen, vetten en eiwitten. 

Welke van deze stoffen zijn geschikt als grondstof voor de productie van de tweede generatie biobrandstoffen? 

geschikt als grondstof voor biobrandstoffen

ongeschikt als grondstof voor biobrandstoffen

cellulose

sacharose

mineralen

vetten

eiwitten

Leerdoelen 15.5

• Steden gebruiken veel elektrische en fossiele energie.
• Voedsel komt uit andere ecosystemen, afval gaat naar de omgeving.
• Door grote verschillen in abiotische factoren hebben stadsdelen een eigen microklimaat
• In steden leven veel afvaleters en reducenten
• Mensen bepalen welke soorten er leven (door beïnvloeding van hulpbronnen)

Verschillende energievormen

Zonne-energie ->

Warmte (zonneboilers)

Elektrische energie (zonnepanelen)

Chemische energie->

Electrische energie (electriciteitscentrale)

Warmte (aardgas)

Microklimaat stad

Warmer

Droger

Meer luchtverontreiniging (fijnstof, NOx, CO2, )

Minder water

Steden zijn warmer dan de omgeving

Luchtkwaliteit

Voedselweb in de stad

Minder producenten, minder carnovoren

Meer afvaleters

Stadsdieren

Veel afvaleters

Weinig predatoren

veel ingrijpen door mens.

Stadsplanten

Veel gras, weinig bomen.

weinig variatie.

weinig oorspronkelijke soorten.

Exoten

Veel ingrijpen door mens

Planten en dieren

Voorbeeld:

Veel eikenbomen op dezelfde plek

Eikenprocessierups

Natuurlijke vijand: Mezen

Bestrijding door mens: Gif/ verbranden oid. 

Voedselproductie

Vervoer van voedsel naar de steden zorgt voor CO₂ uitstoot

Veel voedselverspilling

Veel afval 

Alternatieven

Alternatieven

Moestuin

Lokaal produceren en verkopen

www.facebook.com

Invloed van mensen

Leerdoelen 15.5 (geef voorbeelden)

• Steden gebruiken veel elektrische en fossiele energie.
• Voedsel komt uit andere ecosystemen, afval gaat naar de omgeving.
• Door grote verschillen in abiotische factoren hebben stadsdelen een eigen microklimaat
• In steden leven veel afvaleters en reducenten
• Mensen bepalen welke soorten er leven (door beïnvloeding van hulpbronnen)