Grammatica zd les 3: Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Welkom klas 2 havo
Volg het stappenplan, dan maken wij er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, boek Nederlands en je schrift
Stap 3: Ontleed de volgende zin in je schrift: Dat cadeau gaat heel mooi worden voor de leraar. (pv, ow, wg, ng)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2 havo
Volg het stappenplan, dan maken wij er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas
Stap 2: Pak je leesboek, Chromebook, boek Nederlands en je schrift
Stap 3: Ontleed de volgende zin in je schrift: Dat cadeau gaat heel mooi worden voor de leraar. (pv, ow, wg, ng)

Slide 1 - Tekstslide

Antwoord:
Dat cadeau /gaat/ heel mooi /worden/ voor de leraar.

pv= gaat
ow= dat cadeau
wg= X
Ng= gaat heel mooi worden

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp benoemen in een zin.
Aan het einde van de les kun je een zin ontleden met de volgende zinsdelen: pv, zinsdeelstreepjes, ow, wg, ng, lv en mv

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Lezen
Compleet maken zinnen
Lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp
Oefenen zin ontleden pv - mv
Huiswerk: De brug online opdracht 3 en 4

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.


timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de volgende zin aan met maximaal drie woorden: De scheidsrechter krijgt

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de volgende zin aan met maximaal drie woorden: Het kind geeft

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp: de persoon die iets overkomt of het voorwerp dat iets ondergaat.
In een zin met een naamwoordelijk gezegde heb je nooit een lijdend voorwerp.
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
1. Zoek de pv, zet zinsdeelstreepjes, zoek het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.
2. Stel jezelf de vraag: Wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het lijdend voorwerp van de zin: Marieke heeft vorige week een nieuwe fiets gekocht

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het lijdend voorwerp van de zin: Roodkapje slaat de wolf met een stok in het bos.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het lijdend voorwerp van deze zin: Sytse is een aardige jongen.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp: aan wie of voor wie is iets bestemd?
Je ziet het vooral bij werkwoorden als: vertellen, meedelen, uitleggen, zeggen, geven, overhandigen, lenen, toesturen.
Je kunt er 'aan' of 'voor' bijzetten of je kunt het weglaten.

Let op! In zowel een zin met een wg en een ng kun je een meewerkend voorwerp hebben. 

Voorbeeld: Ik geef jou een cadeau

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het meewerkend voorwerp van de zin: Elke woensdag geeft Nienke de plantjes water.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het meewerkend voorwerp: Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken online: De brug opdracht 3 en 4.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies