20-21 / H7 - Informatiesystemen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
  • Je leert hoe bedrijven (online) informatie
       verwerken (par. 7.1).
  • Je leert wat optimale bestelgrootte is (par.
      7.2).
  • Je leert hoe de voorraadadministratie van
      een winkel wordt bijgehouden middels
      geautomatiseerde systemen (par. 7.3).
  • Je leert de belangrijkste punten bij goed
      voorraadbeheer (par. 7.3).


Slide 3 - Tekstslide

Belangrijk in dit hoofdstuk zijn de volgende examentermen:
  • Je moet weten wat optimale bestelgrootte
      is. 
  • Je moet de knelpunten van
      voorraadbeheer kennen.

Slide 4 - Tekstslide

7.1 Informatiesystemen
  • Klanten en ondernemers kunnen overal gegevens vandaan halen.
  • Klanten vooral via internet.
  • Ondernemers gebruiken daarvoor, naast internet, hun
      informatiesysteem.

Slide 5 - Tekstslide

Behoefte aan informatie
  • Als ondernemer wil je graag diverse informatie weten zoals:
                - Welke artikelen zijn er op voorraad?
                - Is er niet te veel derving?
                - Welke klantwensen zijn er?
  • Daarvoor maak je gebruik van informatiesystemen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Informatiesystemen
  • Onderscheid tussen hardware en software.
  • Hardware: voorbeelden zijn computers, PDA's, tablets, telefoons, wifi-points, scanners.
  • Software: de programma's en apps die zorgen dat de informatie ook daadwerkelijk verwerkt
     wordt.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden informatiesystemen
  • Sommige bedrijven gebruiken meerdere informatiesystemen: bijv. voor
     de kassa, voor het voorraadbeheer en voor de personeelsadministratie
  • MIS - Managementinformatiesysteem
  • Online informatie

Slide 9 - Tekstslide

MIS
  • Kun je nog binnen of naast het  informatiesysteem
     hebben.
  • Management kan hiermee beslissingen nemen die de
      prestaties van het bedrijf kunnen verbeteren.
  • Ook te gebruiken om te meten of een onderneming haar
     doelstellingen bereikt.
  • Hiervoor moet je eerst indicatoren vaststellen.
  • Die indicatoren kun je gebruiken om vergelijkingen te
     maken met een eerdere periode, andere filialen of
     gemiddelden in de branche.
  • Voorbeelden van indicatoren voor een retailer zie volgende
      dia. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

online informatie
  • De clicks van bezoekers in de webwinkel
     leveren veel informatie op.
  • Kijkt een klant alleen naar de informatie,
      recensies en prijzen van producten of
      bestelt hij ook daadwerkelijk?
  • Er kan veel informatie uit de clicks van
      mogelijke klanten worden gehaald, maar in
      dit vak gaat het vooral om de gevolgen van
      de voorraad. Dat zien we op de volgende
      dia.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Optimale bestelgrootte (par. 7.2)
  • Als winkelier heb je te maken met voorraadkosten en met bestelkosten. 
  • Voorraadkosten: je maakt kosten om je voorraad aan te houden (rente, ruimte, risico).
  • Bestelkosten: je maakt kosten om je voorraad te bestellen.
  • Deze kosten samen noem je de totale kosten.
  • In hoofdstuk 4 hebben wij het berekenen van deze kosten behandeld.
  • Optimale bestelgrootte is de hoeveelheid artikelen die je per keer bestelt waarbij de
     optelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten zo laag mogelijk is. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Berekenen optimale bestelgrootte
  • In par. 7.2 op pag. 224 en 225 staat de formule van Camp uitgelegd.
  • Met deze formule kun je de optimale bestelgrootte berekenen.
  • Jullie hoeven deze formule echter niet te kennen voor jullie examen!

Slide 16 - Tekstslide

Voor de optimale bestelgrootte kijk je naar twee soorten kosten? Welke kosten zijn dat?

Slide 17 - Open vraag

Uitwerking vraag
Optimale bestelgrootte:
De hoeveelheid artikelen die je per keer bestelt waarbij de optelsom van de voorraadkosten en de bestelkosten zo laag mogelijk is. 

Slide 18 - Tekstslide

Geautomatiseerde voorraadadministratie (par. 7.3)
  • Winkels houden hun voorraadadministratie bij met
     geautomatiseerde systemen.
  • Bijvoorbeeld scankassa's.
  • Bij- en afboeken gebeurt digitaal.
  • Bijv. digitale pakbonnen waarbij de voorraad na het scannen
     direct wordt bijgeboekt.

Slide 19 - Tekstslide

Goed voorraadbeheer
Met goed voorraadbeheer ben je voorbereid op allerlei problemen met de voorraad zoals:
  • Je kunt aan de vraag van de klant voldoen, geen nee-verkoop.
  • Je hebt goederen niet te lang op voorraad (kunnen dan bijv. niet bederven of raken niet uit de
      mode).
  • Je hebt niet te veel goederen op voorraad (waardoor een deel misschien niet wordt
      verkocht).
  • Artikel in de aanbieding --> genoeg extra voorraad om aan extra vraag te voldoen.

Slide 20 - Tekstslide

Belangrijkste punten bij voorraadbeheer
  • Bij voorraadbeheer moet je rekening houden met een aantal belangrijke punten.
  • Een overzicht van deze punten zien we op de volgende dia.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Welke gegevens zijn belangrijk bij het bepalen van de juiste bestelprocedure?
A
bestelfrequentie van een artikel
B
bestelgrootte van een artikel
C
omzetsnelheid en levertijd van een artikel
D
hoeveel winst je maakt op een artikel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het verband tussen leveringsfrequentie en voorraad?
A
Hoe lager de leveringsfrequentie hoe lager de voorraad.
B
Hoe hoger de leveringsfrequentie hoe hoger de voorraad.
C
Hoe lager de leveringsfrequentie hoe hoger de voorraad en andersom.

Slide 24 - Quizvraag

Bij welk soort artikelen zal de leveringsfrequentie hoog zijn?

Slide 25 - Open vraag

Uitwerking vraag
Hoge leveringsfrequentie bij verse artikelen.

Slide 26 - Tekstslide

Als je gaat bestellen, met welke factoren
heb je dan te maken
als het gaat om de grootte van de voorraad?

Slide 27 - Woordweb

Uitwerking woordweb
Grootte van de voorraad - bij het bestellen moet je rekening houden met:
  • Maximale voorraad: bijv. afhankelijk van schapruimte.
  • Minimale voorraad: geen nee-verkoop.
  • Levertijd van een artikel.
  • Rekening houden met onverwachte pieken in de vraag naar een artikel.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe noem je de voorraad die je aanhoudt om een onverwachte piek in de vraag naar het artikel op te vangen?

Slide 29 - Open vraag

Uitwerking vraag
Veiligheidsvoorraad.

Slide 30 - Tekstslide

Welke factoren zijn van invloed
op de bestelfrequentie?

Slide 31 - Woordweb

Uitwerking woordweb
Bestel- en voorraadkosten --> factoren die van invloed zijn op de bestelfrequentie:
  • leveringsfrequentie (hoe vaak kan er geleverd worden)
     - in bijv. supermarkten wordt een aantal keren per week geleverd
     - in andere branches bijv. maar één keer per week of nog minder vaak
  • omzetsnelheid (hoe vaak wordt de gemiddelde voorraad per periode verkocht)
  • kosten van de opslag (voorraadkosten)
  • bestelkosten

Slide 32 - Tekstslide

Wat hebben we net behandeld van H7?
  • Winkels verwerken informatie middels informatiesystemen.
  • MIS (managementinformatiesysteem) + indicatoren om vergelijkingen te maken met een eerdere periode, andere filialen of
     gemiddelden in de branche.
  • Online informatie.
  • Optimale bestelgrootte.
  • Geautomatiseerde voorraadadministratie.
  • Belangrijke aspecten bij voorraadbeheer zoals de juiste bestelprocedure, grootte van de voorraad, leveringsfrequentie,
     schommelingen in de vraag, seizoeninvloeden, trends en rages, reclame en bestel- en voorraadkosten.

Slide 33 - Tekstslide

Formuleblad
Bij het examen zit een formuleblad. Op dit formuleblad staan de formules van de volgende berekeningen:
  • Bestelfrequentie
  • Bestelpunt
  • Gemiddelde voorraad
  • IWO berekenen met begin- en eindvoorraad (let op: IWO berekenen met brutowinst staat niet op het formuleblad)
  • Omzetduur
  • Omzetsnelheid
  • Servicegraad
  • Technische (werkelijke) voorraad

Slide 34 - Tekstslide