In Nederland heeft 45% van de mensen bloedgroep o (nul), 43% bloedgroep A, 9% bloedgroep B en 3% bloedgroep AB.
A A anti-B
B B anti-A
AB A en B --------
0 (nul) ------- anti-A en anti-B
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Bloedgroepen
Bloedgroepen van het ABo-systeem.
In Nederland heeft 45% van de mensen bloedgroep o (nul), 43% bloedgroep A, 9% bloedgroep B en 3% bloedgroep AB.
A A anti-B
B B anti-A
AB A en B --------
0 (nul) ------- anti-A en anti-B
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Dus: Iemand met bloedgroep A heeft antigeen A op de membraan van de rode bloedcellen zitten en heeft antistof B in het bloedplasma.
Iedere bloedgroep heeft dus zijn eigen combinatie van bloedfactoren (antigenen) en antistoffen.
Slide 3 - Tekstslide
Bloedtransfusie
Als rode bloedcellen met antigeen A en antistof A bij elkaar komen, gaan de rode bloedcellen klonteren.
Slide 4 - Tekstslide
Bij een bloedtransfusie klonteren rode bloedcellen samen als antistof van de acceptor (= de persoon die bloed krijgt) reageert met antigeen van de donor (= de persoon die bloed geeft)
Slide 5 - Tekstslide
Vraag 1
Transfusie gaat wel/niet goed ?
1)Acceptor :bloedgroep A
Donor: bloedgroep B
2) Acceptor: bloedgroep 0
Donor: bloedgroep A
3) Acceptor: bloedgroep AB
Donor: bloedgroep 0
Slide 6 - Tekstslide
Antwoord vraag 1
1) Er treedt klontering op. De acceptor heeft bloedgroep A en heeft dus antistof B. De donor heeft bloedgroep B en heeft dus antigeen B. Antistof B en antigeen B komen bij elkaar dus klontering.
Slide 7 - Tekstslide
Antwoord vraag 1
2) Er treedt klontering op. Acceptor heeft bloedgroep o en dus antistof A en antistof B. Donor heeft bloedgroep A en dus antigeen A. Antigeen A en antistof A komen bij elkaar dus klontering
Slide 8 - Tekstslide
Antwoord vraag 1
3) Er treedt geen klontering op. Acceptor (bloedgroep AB) heeft geen antistoffen en de donor (bloedgroep o) heeft geen antigenen.
Slide 9 - Tekstslide
Vraag 2
Bloedgroep 0 is de universele ………………. (d.w.z. kan ……
iedereen bloed ………………..).
Bloedgroep AB is de universele ……………..(d.w.z. kan …….
iedereen bloed …………………)
Slide 10 - Tekstslide
Antwoord vraag 2
Bloedgroep o: universele donor. Kan aan iedere bloedgroep bloed geven.
Bloedgroep AB : universele ontvanger. Kan van iedere bloedgroep bloed ontvangen.