Woordsoorten Bijles H2

Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst een mens, een dier of een ding aan: deze vrouw, dat paard, die fiets. Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst een mens, een dier of een ding aan: deze vrouw, dat paard, die fiets. Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Slide 1 - Tekstslide

'Als je daarheen rijdt, dan kom je vrij snel een Lidl tegen!' 'Daarheen' is een aanwijzend voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

'Dat bankje heeft veel te verduren onder het gewicht van die jongen.'

Slide 3 - Open vraag

'Het is logisch dat je het in de zomer warm hebt.' 'Dat' is een aanwijzend voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Vragende voornaamwoorden

Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw): wie, wat, welk(e), wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraag.

'Wat heb jij vanochtend gegeten?'

Slide 5 - Tekstslide

'Kun jij me vertellen wat voor een dag het is vandaag?'

Slide 6 - Open vraag

'Die leuke jongen over wie je me zojuist vertelde, loopt daarginds.' 'Wie' is een vragend voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Kun jij me vertellen wiens idee dat was?

Slide 8 - Open vraag

Waar is het eerstvolgende tankstation?

Slide 9 - Open vraag

Persoonlijk vs. Bezittelijk

• Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan: zij verloren de wedstrijd; pas op, hij bijt!; ik heb het op tafel gelegd.

• Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend.

Slide 10 - Tekstslide

Sommige woorden kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Jouw
Jullie
Uw
Wij
Hun
Ik

Slide 12 - Sleepvraag

(1) Wat is een marathon? 
(2) Dat is een hardloopwedstrijd over 42,195 kilometer. (3) De eerste marathon werd in 490 v.Chr. gelopen door een Griekse soldaat. 
(4) Deze soldaat moest van Marathon naar Athene rennen om de overwinning van de Atheners op de Perzen te melden. 
(5) Toen hij zijn tocht volbracht had, sprak hij tot de mannen aan wie hij de boodschap moest brengen, deze woorden: ‘Verheug u, wij hebben gewonnen.’ 

Slide 13 - Tekstslide