oefenen bloktoets blok 2 (rvl)

oefenen bloktoets blok 2 (rvl)
Zet je spellingcontrole uit! 

instellingen, algemeen, toetsenbord > alle schuifjes op grijs. 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen bloktoets blok 2 (rvl)
Zet je spellingcontrole uit! 

instellingen, algemeen, toetsenbord > alle schuifjes op grijs. 

Slide 1 - Tekstslide

grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de pv?

Ik ga naar de winkel.
A
Ik
B
ga
C
naar
D
de winkel

Slide 3 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Het museum is gelukkig verzekerd.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 4 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Van schrik is hij de straat op gerend.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 5 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Dat verontrustte het overige publiek.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 6 - Quizvraag

Kijk naar het onderstreepte werkwoord. Is het een pv tegenwoordige tijd (pv tt), pv verleden tijd (pv vt) of een voltooid deelwoord (vd)?
Zoiets gebeurt hem niet vaak.
A
pv tt
B
pv vt
C
vd

Slide 7 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om een lijdend voorwerp (lv) te vinden?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het lv?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 10 - Open vraag


Morgen hebben we een toets.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 11 - Open vraag


Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 12 - Open vraag

Wat is lijdend voorwerp?

Slide 13 - Open vraag

spelling

Slide 14 - Tekstslide


(smelten) De boter .... in de pan (vt)

Slide 15 - Open vraag



(branden) De schilder .... het houtwerk eerst af. (vt)

Slide 16 - Open vraag



(lachen) Thomas ... als een boer die kiespijn heeft. (vt)

Slide 17 - Open vraag


(barsten) Door die enorme knal ... die ruit. (vt)

Slide 18 - Open vraag


(vinden) ... zij dat een leuke vakantie? (vt)

Slide 19 - Open vraag


(vinden, tt) .... u dat een betere oplossing?

Slide 20 - Open vraag

Wij hebben die mail gisteren .... (beantwoorden)

Slide 21 - Open vraag

Ons vliegtuig ... (landen) vanmiddag om 1700 uur.

Slide 22 - Open vraag

Ik heb lang over dit probleem ... (nadenken)

Slide 23 - Open vraag

Zijn klasgenoot ... (lachen) hem gisteren recht in zijn gezicht uit.

Slide 24 - Open vraag

Deze jurk heeft haar moeder zelf ... (maken)

Slide 25 - Open vraag

Afgelopen vrijdag hebben wij dat pretpark ... (bezoeken)

Slide 26 - Open vraag

Vorig jaar zomer ... (vegen) we alle onkruid van de stoep af.

Slide 27 - Open vraag

Noteer de stam en de ik-vorm van het woord wuiven

Slide 28 - Open vraag

Noteer de stam en de ik-vorm van het woord landen

Slide 29 - Open vraag

Noteer de stam en de ik - vorm van het woord missen.

Slide 30 - Open vraag

Noteer de stam en de ik - vorm van het woord liggen.

Slide 31 - Open vraag

over taal

Slide 32 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'buitengewoon'?

Slide 33 - Open vraag

Wat betekent het woord 'afnemen'?

Slide 34 - Open vraag

Wat betekent het woord 'vertonen'?

Slide 35 - Open vraag

Maak een zin met het woordje 'toepassen' erin, waaruit blijkt dat jij de betekenis van het woord kent.

Slide 36 - Open vraag

Maak een zin met het woordje 'tevergeefs' erin, waaruit blijkt dat jij de betekenis van het woord kent.

Slide 37 - Open vraag

Maak een zin met het woordje 'realistisch' erin, waaruit blijkt dat jij de betekenis van het woord kent.

Slide 38 - Open vraag

Wat zijn experts?

Slide 39 - Open vraag

Wat betekent 'rein'?

Slide 40 - Open vraag

Wat betekent 'het systeem'?

Slide 41 - Open vraag

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'informeren'?

Slide 42 - Open vraag

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'irriteren'?

Slide 43 - Open vraag

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'skaten'?

Slide 44 - Open vraag

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'lachen'?

Slide 45 - Open vraag

Welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de rit'?

Slide 46 - Open vraag

Welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de wandeling'?

Slide 47 - Open vraag

Welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de bel'?

Slide 48 - Open vraag

lezen

Slide 49 - Tekstslide

Wat is een infographic?

Slide 50 - Open vraag

Wat is een deelonderwerp?

Slide 51 - Open vraag