herhaling

herhaling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De borsten van de vrouw zijn....
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtkenmerken
C
geen geslachtskenmerken

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de primaire geslachtkenmerken?
A
Als je kunt zien of het een jongen of een meisje is
B
Een jongen heeft kort haar en een meisje lang haar
C
Bij de geboorte kun je zien of het een jongen of een meisje is
D
je kunt pas in de puberteit zien of het een jongen of een meisje is

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwendige geslachtsorganen vrouw
Buitenste vulvalip
Binnenste vulvalip
Ingang van de vagina
Clitoriseikel
Urinebuis 

Slide 4 - Sleepvraag

Term vulva
Als je zelfstandiger wordt in de puberteit is dat...
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijk en geestelijke ontwikkeling

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is de puberteit?
A
10-16 jaar
B
12- 16 jaar
C
12- 21 jaar
D
16- 25 jaar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horen de kenmerken typisch bij mannen, vrouwen of beide?
Mannen

Beide
Vrouwen
Baardgroei
Breder bekken
Borsthaar
Schaamhaar
Borstgroei
Hoekiger lichaamsvorm
Lagere stem
Ongesteldheid
Rondere lichaamsvorm
Groeispurt
Groei geslachtsorganen
Oskelhaar

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel 3: Menstruatiecyclus
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies verdikt
Ovulatie
Vruchtbare periode

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie zitten er eerder in de puberteit?

A
jongens
B
meisjes

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geslachtsorganen?
A
Organen voor ademhaling
B
Organen voor voortplanting

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de uitwendige geslachtsorganen van een vrouw?
A
De penis
B
De vulva
C
De balzak
D
De teelballen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
vulvalip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van het mannelijk geslachtsorgaan maakt zaadcellen?
A
De prostaat.
B
De zwellichamen.
C
De bijbal.
D
De zaadbal.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vruchtbare periode is
A
Tijdens de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Rond de ovulatie
D
Vlak na de menstruatie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hypofyse ?
A
Een geslachtsorgaan
B
Een spier
C
Een hormoonklier

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een gevoelig deel van het mannelijke geslachtsorgaan en zorgt vaak voor orgasmes
A
De voorhuid
B
De eikel
C
De penis
D
De ballen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de puberteit
Wat is NIET waar?
A
krijg je meer een eigen mening
B
wil je vaak graag ergens bijhoren
C
ga je anders om met vrienden dan vroeger
D
ben je super zeker van jezelf op alle gebieden

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gevoeligste deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan is
timer
0:30
A
De schaamlippen
B
De vagina
C
De clitoris
D
De eierstokken

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoelang is een vrouw per maand vruchtbaar?
A
12 tot 24 uur
B
4 dagen
C
14 dagen
D
28 dagen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De veranderingen in de puberteit
A
Secundaire geslachtskenmerken
B
Primaire geslachtskenmerken

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de puberteit verander je,
dit komt door....
A
De groeispurt
B
Hormonen
C
School
D
de primaire geslachtskenmerken

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor SOA is?
timer
0:30
A
Geslachtsorgaan
B
Geslachtsgemeenschap
C
Geslachtsziekte

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wanneer ben je zwanger?
A
Als de eisprong is geweest
B
Als de bevruchte eicel is ingenesteld
C
Als de eicel en zaadcel samen zijn samengesmolten
D
Als de zaadcel de eicel heeft bevrucht

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10 .
Hiernaast zie je een schematische afbeelding van het geslachtsorgaan van een man. 
Sleep de naam van het onderdeel naar de juiste plek.
Zaadleider
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Bijbal
Zaadbal
Urinebuis

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In afbeelding zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.
Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar?
A
Op dag 1-5.
B
Op dag 6-10.
C
Op dag 11-15
D
Op dag 16-20

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er op dag 1 van de menstruatiecyclus?
A
Je bent vruchtbaar
B
Je bent ongesteld
C
Je hebt de eisprong
D
Er gebeurt niks op dag 1

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies