V4_T3_BS4

T3 Genetica
BS 4
4V
24-01-2023
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

T3 Genetica
BS 4
4V
24-01-2023

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Herhaling (BS 3)
- Uitleg X-chromosomaal
- X-chromosomaal met een stamboom
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Aa
Aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
AA of Aa

Slide 3 - Sleepvraag

A = rood
a = blauw
aa
Aa
Aa
Aa of AA
A a of AA
aa
aa
Aa

Slide 4 - Sleepvraag

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
chromosoom
gen
allel
draad van DNA  met histonen (eiwitten)
deel van een chromosoom met erfelijke info over 1 eigenschap
variatie (verschijningsvorm) van een gen

Slide 5 - Sleepvraag

Hoe noemen we deze
afbeelding
en wat is het geslacht?
A
Dit is een genenbank en het is een man
B
Dit is een karyogram en het is een man
C
Dit is een genenbank en het is een vrouw
D
Dit is een karyogram en het is een vrouw

Slide 6 - Quizvraag

Stel een "Rus" konijn wordt gekruist
met een "Donker geel" konijn.
Alle nakomelingen zijn "Midden geel".
Hoe noemen we het fenotype
van deze nakomelingen?
A
een dominant fenotype
B
een recessief fenotype
C
een intermediair fenotype
D
een heterozygoot fenotype

Slide 7 - Quizvraag

De overerving is autosomaal. Korte
vingers is dominant. Hoe groot
is de kans (in %) dat kind(?)
korte vingers zal krijgen?

Slide 8 - Open vraag

De overerving is autosomaal. Korte
vingers is dominant. Hoe groot
is de kans (in %) op een meisje met
korte vingers?

Slide 9 - Open vraag

Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard.
Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart.

Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
Alle 84

Slide 10 - Quizvraag

Het gen voor een autosomale eigenschap kan liggen op:
A
Het X-chromosoom
B
Het Y-chromosoom
C
Chromosoom 1
D
Elk van chromosoom 1 t/m 22

Slide 11 - Quizvraag

Doelstellingen
  • Je weet hoe geslacht bepaald wordt 
  • Je kunt het stappenplan voor kruisingsvraagstukken toepassen bij eigenschappen die op het X-chromosoom liggen
  • Je kunt uit een stamboom afleiden of eigenschappen X-chromosomaal kunnen overerven.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.

Wat is het verschil?

Slide 14 - Tekstslide

Autosomaal / X-chromosomaal
Open BINAS 70B, dit is een karyogram

Chromosoomparen 1 t/m 22 zijn autosomen
Chromosoompaar 23 kan bestaan uit:
  • 2 X-chromosomen (vrouw)
  • een X- en een Y-chromosoom (man)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

B = kleurenziend                b = kleurenblind
Moeder is drager

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

X-chromosomale overerving
- Zonen krijgen het x-chromosoom altijd van hun moeder
- Dochters krijgen altijd een x-chromosoom van hun vader en van hun moeder


Kruisingsregel x-chromosomale overerving:
'zieke dochters hebben zieke vaders'

Slide 19 - Tekstslide

Onthouden!
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante vaders altijd dominante
dochters hebben. 
-bij X-chromosomale overerving geldt dat dominante zoons altijd een dominante moeder hebben. 
-Is er een zoon die een ander fenotype heeft dan moeder en/ of een dochter die een ander fenotype heeft dan vader: het X allel van de man is recessief.

Slide 20 - Tekstslide

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 21 - Quizvraag

Stel nu dat een kleurenblinde man, kinderen krijgt met een vrouw die drager is van het gen voor kleurenblindheid. Dat wil zeggen dat ze heterozygoot is. Ze is niet kleurenblind, maar heeft wel het gen voor kleurenblindheid. Vul de onderstaande kruisingstabel in.
Xa
XA
XAXa
XAY
Y
XAXA
XaXa
XA
XAXY
XaY
Xa

Slide 22 - Sleepvraag

Wat kan je gaan doen?
- Lezen BS 4
Huiswerk: 40 - 47

 


Slide 23 - Tekstslide