Klas 2 Werkplek Groen Les 2

Leefruimten schoonmaken
Deze les gaat over het schoonmaken van leefruimten. Je leert wat je moet doen en hoe je het moet doen. Ook hebben we het over welke materialen en middelen je kunt gebruiken.


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Leefruimten schoonmaken
Deze les gaat over het schoonmaken van leefruimten. Je leert wat je moet doen en hoe je het moet doen. Ook hebben we het over welke materialen en middelen je kunt gebruiken.


Slide 1 - Tekstslide

Woonkamer of Slaapkamer verzorgen
Een leefruimte wordt intensief gebruikt. Dus moet je de leefruimte regelmatig opruimen en schoonmaken. Een opgeruimde en schone leefruimte is prettig. Ook is het hygiënisch. Door schoonmken zorg je er voor dat micro-organismen zich niet kunnen verspreiden. Zo voorkom je dat mensen ziek worden. Opruimen, stoffen en stofzuigen doe je bijvoorbeeld 2 keer per week. Je doet dit stap voor stap.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noem je die dingen die zich verspreiden waar mensen ziek van worden?
A
micro-deeltjes
B
micro-hoopjes
C
micro-organismen
D
micro-wezentjes

Slide 3 - Quizvraag

Stap 1: opruimen
Voordat je aan het schoonmaken kan binnen moet je natuurlijk eerst zorgen dat alles opgeruimd is.
  • je zorgt dat alle rondslingerende spullen opgeruimd zijn
--> denk dan aan speelgoed, kranten, tijdschriften, kleren, etensresten
  • je brengt al het servies en bestek wat vies is naar de keuken

Slide 4 - Tekstslide

Stap 2. Stoffen
met een stofdoek verwijder je het vuil, bijvoorbeeld van kasten en bureaus. Dit noem je stoffen. Je gebruikt daar een stofdoek voor, tussendoor klop je die uit. Er zijn ook speciale stofwisdoekjes, daar blijft stof en vuil aanplakken. Deze hoef je niet uit te kloppen, maar moet je wel regelmatig vervangen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat gebruik je voor het verwijderen van stof?
A
microvezeldoek
B
stofdoek
C
vaatdoek
D
theedoek

Slide 6 - Quizvraag

Stap 3. Stofzuigen
Na het stoffen ga je stofzuigen of stofwissen. Met een stofzuiger verwijder je stof en vuil van de vloer. Je maakt rustige bewegingen over de vloer met de stofzuiger. Je zorgt er voor dat je de hele vloer stofzuigt. 
Let erop dat de stang van de stofzuiger lang genoeg is. Dan kun je met een rechte rug werken.
Bij een stofzuiger zitten verschillende hulpstukken. Die kun je gebruiken voor meubels, plinten of radiatoren.

Slide 7 - Tekstslide

Waar kan je de hulpstukken van een stofzuiger voor gebruiken?
A
meubels, plinten, radiatoren
B
meubels, huisdieren en aanrecht
C
aanrecht, kinderen, radiatoren
D
radiatoren, huisdieren en kinderen

Slide 8 - Quizvraag

Stap 3. Stofwissen
Gladde vloeren kun je ook stofwisse. Je gebruikt dan een stofwisser en doekjes. Stof en vuil blijven aan de doekjes plakken. Maak met een stofwisser banen over de vloer die elkaar overlappen. Veeg het vuile doekje na afloop op met stoffer en blik.

Slide 9 - Tekstslide

Het vuile doekje van de stofwisser ruim je op met?
A
je handen
B
stoffer en blik
C
stofzuiger
D
pincet

Slide 10 - Quizvraag

Stap 4. Dweilen of moppen
Gladde vloeren ga je regelmatig dweilen of moppen. Moppen of dweilen is een vloer schoonmaken met water en sop. Dat doe je altijd pas als laatste.

Slide 11 - Tekstslide

Welke volgorde hou je aan bij het schoonmaken van een leefruimte?
A
opruimen, stofzuigen/stofwissen, dweilen/moppen, stoffen
B
stoffen, opruimen, stofzuigen/stofwissen, dweilen/moppen
C
opruimen, stoffen, dweilen/moppen, stofzuigen/stofwissen
D
opruimen, stoffen, stofzuigen/stofwissen, dweilen/moppen

Slide 12 - Quizvraag

3 manieren van schoonmaken
Er 3 soorten vuil;
  • droog vuil; zoals stof, zand en kruimels
  • licht gehecht vuil; zoals vlekken van koffie, vruchtensap en vieze vingers
  • sterk gehecht vuil; zoals roestvlekken, kauwgom en oude bloedvlekken.
Je kunt op 3 manieren schoonmaken;
  • droog schoonmaken; stoffen, stofzuigen en stofwissen
  • klamvochtig schoonmaken; afnemen met een vochtige doek, moppen of dweilen
  • nat schoonmaken; afnemen met een natte doek of schrobben

Slide 13 - Tekstslide

Welke drie soorten vuil zijn er?

Slide 14 - Open vraag

Noem drie manieren om schoon te maken.

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn voorbeelden van licht gehecht vuil?
A
stof, zand, kruimels
B
vlekken van koffie, vruchtensap en vieze vingers
C
roestvlekken, kauwgom of oude bloedvlekken.

Slide 16 - Quizvraag

Droog schoonmaken
Droogschoonmaken kun je doen bij droog vuil. Je kunt daarbij verschillende materialen gebruiken.
Bijvoorbeeld:
  • stofdoek
  • stofwisser
  • stofzuiger

Slide 17 - Tekstslide

Waar maak je de vloerbedekking mee schoon?
A
stofwisser
B
stofzuiger
C
dweil

Slide 18 - Quizvraag

Klamvochtig schoonmaken
Klamvochtig schoonmaken is het afnemen van stof en vuil met een goed uitgewrongen doek.
Zo kun je licht gehecht vuil verwijderen. Een tafel of bureau kun je afnemen met een vochtig schoonmaakdoekje.
Vloeren kun je afnemen met een uitgewrongen dweil of mop. Spoel de dweil of mop regelmatig uit. Zorg ervoor dat de vloer na afloop droog is.

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekend klamvochtig schoonmaken?
A
afnemen met een vochtige doek
B
afnemen met een natte doek

Slide 20 - Quizvraag

Wat kan je verwijderen met een klamvochtig doekje?
A
licht gehecht vuil
B
sterk gehecht vuil

Slide 21 - Quizvraag

Nat schoonmaken
Nat schoonmaken is het verwijderen van vuil met een natte doek of dweil. Zo kun je sterk gehecht vuil verwijderen. 
Hardnekkige vlekken op bijvoorbeeld tafels, kasten en bureaus kun je nat afnemen. Maak het oppervlak na afloop weer droog.

Slide 22 - Tekstslide

Schrobben
Stenen vloeren die erg vuil zijn, kun je schrobben. Het vuile sop verwijderen je met een trekker, mop of dweil. Zorg er voor dat de loer na het schrobben droog is, je kan hem drogen met een droge dweil of mop.
Grote ruimtes in bedrijven of instellingen worden met een schrobmachine gereinigd. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat gebruik je om ruimtes in bedrijven te schrobben?
A
dweil
B
mop
C
schrobmachine
D
trekker

Slide 24 - Quizvraag

Waarmee haal je vuil sop weg na het schrobben?
A
trekker
B
stoffer
C
vaatdoekje

Slide 25 - Quizvraag

Werkvolgorde
Eerst droog, dan nat.
doe eerst het droge werk, doe daarna het natte werk. Het heeft geen zin om de vloer te dweilen als er nog stof ligt. Eerst ga je de vloer stofzuigen, anders verplaats je het stof naar een andere plek.
Eerst het vuile werk, dan het minder vuile werk.
Doe eerst het meest vuile werk en dan het minder vuile werk. Anders loop je het vuil weer op het schone gedeelte.
Van boven naar beneden.
Werk altijd van boven naar beneden. Doe bijvoorbeeld eerst de boekenplanken en het tafelblad en dan pas de vloer. Anders valt het stof op je net schoon gemaakte vloer.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is stap 1 in de werkvolgorde van het schoonmaken?
A
eerst het vuile werk, dan het minder vuile werk
B
eerst droog, dan nat
C
van boven naar beneden
D
eerst nat, dan droog

Slide 27 - Quizvraag

Waarom werk je eerst droog en daarna pas nat?

Slide 28 - Open vraag

Wat is stap 2 in de werkvolgorde van het schoonmaken?
A
eerst droog, dan nat
B
eerst het minder vuile werk, dan het vuile werk
C
van boven naar beneden
D
eerst het vuile werk, dan het minder vuile werk

Slide 29 - Quizvraag

Waarom werk je van vuil naar minder vuil?
A
Anders loop je de hele tijd heen en weer
B
Anders loop je vuil naar je schone werk
C
Anders loop je schoon naar je vuile werk
D
Anders worden je schoenen vies

Slide 30 - Quizvraag

Wat is stap 3 in de werkvolgorde van het schoonmaken?
A
eerst het vuile werk, dan het minder vuile werk
B
van beneden naar boven
C
van boven naar beneden
D
eerst droog, dan nat

Slide 31 - Quizvraag

Waarom werk je van boven naar beneden?
A
Anders valt er weer stof op de vloer
B
Anders moet je steeds de trap op en af
C
Het is fijner om eerst de trap op te gaan

Slide 32 - Quizvraag