M3 Duits Kapitel 3 (8)

Fast Weihnachtsferien...
M
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fast Weihnachtsferien...
M

Slide 1 - Tekstslide

Der Lehrplan (1)
1. Samen lezen blz. 128 vertrekken t/m graag gedaan
2. 5 minuten stil leren
3. nakijken opdracht 12, 13b, 14 blz. 101
4. opdracht 15 blz. 105
5. Uitleg können

Slide 2 - Tekstslide

5 minuten
        !!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben 
in de verleden tijd

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben 
in de verleden tijd

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben



Wat zijn ook alweer Modalverben

Slide 7 - Tekstslide

 voorbeelden in het Nederlands
  • Hij kan alleen maar 's ochtends werken
  • Het meisje mag op straat fietsen
  • Ik wil later in Nijmegen studeren

  • Conclusie: het staat samen met een ander werkwoord in de zin. 

Slide 8 - Tekstslide

Modalverben

Slide 9 - Tekstslide

tegenwoordige tijd

können
ich kann
du kannst
er/sie/es kann
wir können
ihr könnt
sie/ Sie können
verleden tijd

konnten
ich konnte
du konntest
er/sie/es konnte
wir konnten
ihr konntet
sie/ Sie konnten

Slide 10 - Tekstslide

1. Ihr ............... nicht einsteigen?
2. Ich ............. die Bushaltestelle nicht finden.
3. Mein Vater ..............  mir nicht sagen wo mein Buch war.
4. Wir .............. gestern nicht kommen.
5. Tanja ................ ihre Hausaufgaben nicht machen, weil sie krank war.
6. ................. du nicht mit dem Bus fahren?

Slide 11 - Tekstslide

Der Lehrplan (2)
1. werkwoord dürfen o.v.t. uitleggen
2. maken + nakijken opdracht 17, 18, 19, 20 blz. 106 t/m 108
3. Klaar? blz. 128 leren
4. ?

Huiswerk voor 22 januari:
leren blz. 128 de bus t/m vroeg + blz. 107 Grammatik

Slide 12 - Tekstslide

dürfen o.v.t.
Ich                      durfte                ik            mocht
du                       durftest            jij            mocht
er                        durfte                hij           mocht
sie (enk)          durfte                zij            mocht
es                       durfte               het          mocht
wir                     durften             wij           mochten
ihr                      durftet              jullie       mochten
sie (mv)           durften            zij             mochten
Sie (u)              durften             u              mocht

Slide 13 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.
1. Ich ............... (kunnen) nicht mit dem Fahrrad fahren.
2. .............. (moeten) du heute mit dem Bus zur schule?
3. Er ................ (mogen) gestern nicht ins Kino gehen.
4. Petra ............. (kunnen) vorige Woche nicht zur Schule, weil sie krank war.
5. Wir ................. (moeten) gestern in Berlin aussteigen.
6. Ihr ................. (mogen) letzten Sommer alleine nach Hamburg fahren.

Slide 14 - Tekstslide

Weihnachts
quiz 

Slide 15 - Tekstslide

Wat is typisch Duits?
A
chocomelk met slagroom
B
kerstmarkten
C
skiën
D
kerstvuur

Slide 16 - Quizvraag

Weihnachtsmärkte
  • In Duitsland meer dan 3000 kerstmarkten.
  • In november kun je deze al bezoeken.
  • De grootste kerstmarkten van Duitsland zijn in Dortmund en Münster.
  • Beide zijn ongeveer 1,5 uur rijden vanaf hier!


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 19 - Quizvraag

Glühwein 
Glühwein (letterlijk: gloeiwijn) is een alcoholische drank, die in het midden van Europa vooral in de periode vlak voor de kerstmis wordt gedronken. Om glühwein te maken, wordt rode of witte wijn verwarmd met kaneel, kruidnagel, steranijs en citrusschillen, en eventueel gezoet met suiker of honing. Daarna wordt de drank warm gedronken

Slide 20 - Tekstslide

Het Duitse woord voor
kerstboom
is
A
Gummibaum
B
Nikolausbaum
C
Weihnachtsbaum
D
Schneebaum

Slide 21 - Quizvraag

Welke kerstdag vinden de Duitsers het meest belangrijk?
A
24. Dezember
B
25. Dezember
C
26. Dezember
D
Alle drie even belangrijk

Slide 22 - Quizvraag

Wie hoch ist der größte Weihnachtsbaum der Welt?
A
25 m
B
45 m
C
100 m
D
10 m

Slide 23 - Quizvraag

Wo steht der weltweit größte Weihnachtsbaum?
A
Dortmund
B
Vatikan
C
New York
D
Zürich

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de Duitse vertaling van sneeuwpop?
A
Mr. Schnee
B
Snowman
C
Schneepuppe
D
Schneemann

Slide 25 - Quizvraag

Zimtsterne
Vanillekipferl
Nussecken
Engelsaugen

Slide 26 - Sleepvraag

Wanneer zetten Duitsers
''officieel'' de kerstboom
A
1 december
B
6 december
C
24 december
D
ze zetten geen kerstboom

Slide 27 - Quizvraag

Lametta kun je
A
eten
B
in de boom hangen
C
drinken
D
in de tuin zetten

Slide 28 - Quizvraag

Lametta 
Lametta (verkleinwoord van het Italiaanse lama „metaalblad“) bestaat uit smalle, dunne, glinsterende metaalstroken en is een traditionele versiering voor in de kerstboom. Lametta symboliseert de ijspegels aan de kerstboom.

Slide 29 - Tekstslide

Was essen Deutsche am Heiligabend?
A
Brot
B
Kartoffelsalat
C
Pute
D
Hähnchen

Slide 30 - Quizvraag

In welchem Land wünscht man "Bon Noël"
A
Deutschland
B
Niederlande
C
Spanien
D
Frankreich

Slide 31 - Quizvraag

Die Zeit vor Weihnachten heißt ...
A
Heiligabend
B
Advent
C
Weihnachten
D
Nikolaus

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide


Wie viele Socken hast du auf dem Foto gesehen?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 34 - Quizvraag

Welche Tiere ziehen den Schlitten von Weihnachtsmann?
A
Huskies
B
Pferde
C
Rentiere

Slide 35 - Quizvraag

In welchem Land begann die Tradition eines Weihnachtsbaum
A
Norwegen
B
Dänemark
C
Island
D
Deutschland

Slide 36 - Quizvraag

Welches Sternzeichen (=sterrenbeeld) haben Sie, wenn Sie an Weihnachten geboren wurden?
A
Bogenschütze (boogschutter)
B
Wassermann (waterman)
C
Zwillinge (tweeling)
D
Steinbock (steenbok)

Slide 37 - Quizvraag

Welches Geschenk brachten die Weisen dem Jesuskind nicht?
A
Edelsteine (edelstenen)
B
Gold
C
Weihrauch (wierook)
D
Myrrhe (mirre=zalfolie)

Slide 38 - Quizvraag

Welches Lied ist das beliebteste aller Zeiten?
A
It's the most wonderful time of the year
B
Last Christmas
C
Rudolph the red-nosed reindeer
D
All I want for Christmas is you

Slide 39 - Quizvraag

Woher kommt der Begriff "X-mas" ?
A
Das weißt eigentlich niemand
B
griechischer Buchstabe X (Griekse letter x)
C
Abkürzung für die Zeitung (afkorting voor de krant)

Slide 40 - Quizvraag

Wofür hat Scrooge einen Preis gewonnen?
A
unglücklich sein
B
gemein sein (gemeen zijn)
C
harte Arbeit (hard werken)

Slide 41 - Quizvraag

'And there won't be snow in Africa this Christmas time. The greatest gift they'll get this year is ...'
timer
0:20

Slide 42 - Open vraag

Letzte Frage...

Slide 43 - Tekstslide

0

Slide 44 - Video

In Home Alone, die McCallisters fahren in den Urlaub nach New York und lassen Kevin zu Hause.
A
richtig
B
Falsch

Slide 45 - Quizvraag

Explanation
Falsch. 
Sie gehen nach Paris. 


Slide 46 - Tekstslide

Hoffentlich hat dir dieses Quiz gefallen

Slide 47 - Tekstslide

Schöne Weihnachtsferien!

Slide 48 - Tekstslide