Regeling Basisstof 6

Spieren en beweging
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Spieren en beweging

Slide 1 - Tekstslide

de 5 fases van een actiepotentiaal

Slide 2 - Tekstslide

verplaatsing
actiepotentiaal

Een actiepotentiaal kan maar één kant op verplaatsen

Slide 3 - Tekstslide

Typen spierweefsel
Glad spierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel

Hartspierweefsel
- Bijzonder vanwege zijn overeenkomsten en verschillen met de andere weefsels.

Slide 4 - Tekstslide

Glad spierweefsel
Langwerpige  cellen met elk een celkern.

Dit weefsel komt voor in de huid en in de wand 
van buisvormige of holle organen zoals 
de darmen, iris of bloedvaten.

De spieren trekken langzaam samen maar
raken niet snel vermoeid.

Slide 5 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel
Bestaat uit vezels  die zijn ontstaan door 
versmelting van meerdere spiercellen.
Hierdoor zitten meerdere celkernen in 
een spiervezel.

Zitten vaak vast met in ieder geval één zijde aan
het skelet.

geïnnerveerd door het animale zenuwstelsel,
verloopt snel maar daardoor is de spier ook snel
vermoeid.

Slide 6 - Tekstslide

Skeletspieren

Slide 7 - Tekstslide

Motorische eindplaatjes
Motorische eindplaatjes zitten
op de spiervezels.

Het zijn de uiteindes van van de vertakkingen
van de axon van een bewegingszenuwcel.

Meestal één eindplaatje per spiervezel.

Een bewegingszenuwcel vormt samen met de spiervezels die 
hij aanstuurt een motorische eenheid.

Slide 8 - Tekstslide

Motorische eindplaatjes
De spiervezels trekken samen nadat ze een
impuls hebben ontvangen. 

Dit heet spiercontractie.

Een spiervezel bestaat uit een groot aantal spierfribrillen.

Hier tussen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Slide 9 - Tekstslide

Spierfibrillen
Spiervezel bestaat uit meerdere spierfibrillen.

De spierfibril bestaat uit 2 soorten filamenten:
-Dunne actinefilamenten
-Dikke myosinefilamenten

Deze filamenten liggen netjes gerangschikt en vormen zo het
dwarsgestreepte patroon.

Slide 10 - Tekstslide

Samentrekken van spieren

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Ontspannen spiervezel
samentrekkende spiervezel
Maximaal samengetrokken spiervezel

Slide 13 - Tekstslide

Antagonisten
Een spier kan maar in één richting
samentrekken.

Voor de tegenovergestelde 
beweging is een andere spier nodig.

Antagonisten zijn spieren met een
tegengesteld effect.

Slide 14 - Tekstslide

Antagonisten of antagonistisch paar

Slide 15 - Tekstslide

Lichaamsbeweging en training
Beweging en training is goed voor je conditie en ter 
voorkoming van blessures.

Door krachttraining krijgen de spieren meer cellen en filamenten.
Hierdoor wordt de spier groter en zwaarder.

Door duurtraining train je het uithoudingsvermogen van de spier.

Belangrijk is een goede warming up en cooling down.

Slide 16 - Tekstslide

Koppelen met andere onderwerpen 
(Stofwisseling in de cel 5 havo)
Cellen krijgen energie door het proces verbranding.

Hier is zuurstof voor nodig. Als je lang sport krijgen je spiervezels niet altijd genoeg zuurstof.
Als er niet genoeg zuurstof aanwezig is kan er op een andere manier energie vrijgemaakt worden.

Slide 17 - Tekstslide




Anaerobe dissimilatie 

Anaeroob = zonder zuurstof
Dissimilatie = afbreken van organische moleculen om energie te krijgen.

De aanmaak van melkzuur associëren wij met de verzuring van de spieren tijdens het sporten.
De cooling down is erg belangrijk.

Slide 18 - Tekstslide

Doping

Verhogen van sportieve prestaties.

Spierversterkende middelen bevatten vaak 
anabole steroiden, deze zijn vergelijkbaar met testosteron.

Stimuleert ook de aanmaak van rode bloedcellen, 
dit verhoogt de sportprestaties.
Epo doet hetzelfde.

Grote medische gevolgen voor gebruiker

Slide 19 - Tekstslide

Betrouwbaar en valide onderzoek
Bij betrouwbaarheid gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert..

Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten, zonder systematische fouten.

Slide 20 - Tekstslide

Betrouwbaar of valide?
Je gaat een onderzoek doen naar EPO gebruik bij de tour de France. Je meet van zo'n 50 wielrenners de hoeveelheid rode bloedcellen in een centiliter bloed. Je meet het per wielrenner drie keer af en ziet dat er geen afwijkingen zijn.
De wielrenners uit Bhutan (een land op zo'n 3.280 meter boven zeeniveau) Hebben een hogere hoeveelheid rode bloedcellen dan de wielrenners uit Nederland. 
Je was vergeten dat er minder zuurstof in de lucht zit op grotere hoogtes. Dit zorgt ervoor dat mensen uit hogere gelegen landen meer rode bloedcellen hebben.

Is jouw onderzoek betrouwbaar? en is het valide?

Slide 21 - Tekstslide

Het onderzoek is wel betrouwbaar. Elke meting is meerdere keren gecontroleerd en er waren geen afwijkingen van de meting.

Het onderzoek is niet Valide, je onderzoekt niet of mensen EPO gebruiken. Je onderzoekt wel of er wielrenners zijn met een hogere hoeveelheid rode bloedcellen

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak opdrachten
43, 44, 45, 47, 49, 50

Slide 23 - Tekstslide