oefenexamen internationaal

A.I. BV maakt onderdelen voor auto's op waterstof. Het bedrijf is gevestigd in Nederland. Door de grote concurrentie ziet het bedrijf de winst dalen. A.I. BV vraagt zich daarom af of het niet beter is een deel van haar bedrijf naar het buitenland te verplaatsen.

Welke gevolgen heeft deze verplaatsing voor de economische positie van A.I. BV?
Noem twee gevolgen en motiveer deze.

1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
rechtenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

A.I. BV maakt onderdelen voor auto's op waterstof. Het bedrijf is gevestigd in Nederland. Door de grote concurrentie ziet het bedrijf de winst dalen. A.I. BV vraagt zich daarom af of het niet beter is een deel van haar bedrijf naar het buitenland te verplaatsen.

Welke gevolgen heeft deze verplaatsing voor de economische positie van A.I. BV?
Noem twee gevolgen en motiveer deze.

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

Na de val van het Ijzeren Gordijn en daarmee het communisme, wilden onder andere Estland, Letland en Litouwen toetreden tot de EU.
Welke gevolgen op politiek gebied hebben deze onderhandelingen voor deze landen gehad (Sinds 2004 zijn ze lid zijn van de EU)?
Noem twee gevolgen en motiveer deze.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

'Het grootste deel van de werknemers in de vleesindustrie in Nederland bestaat uit arbeidsmigranten uit vooral Polen en Roemenië. Onder deze groep vinden ook flinke misstanden vanuit de bedrijven plaats.
Welke gevolgen heeft de globalisering voor de arbeidsmarkt in dit voorbeeld?
Noem twee gevolgen en motiveer deze.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Amsterdam is bij uitstek een stad waar veel mensen uit andere landen wonen.
Welke gevolgen heeft de globalisering voor de samenleving in Amsterdam op het gebied van de cultuur?
Noem twee gevolgen en motiveer deze.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Een belangrijke bevoegdheid van het Europees Parlement is:
A
Het controleren en goedkeuren van de jaarlijkse begroting van de EU
B
Het indienen van EU-wetsvoorstellen
C
Toezien op de toepassing van het EU-recht

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vaak vinden er verkiezingen van het Europees Parlement plaats?
Ééns in de:

A
Vier jaar
B
Vijf jaar
C
Zeven jaar

Slide 10 - Quizvraag

Wiens belangen worden door de Eurocommissarissen behartigd?


A
De belangen van de EU.
B
De belangen van de lidstaten.
C
De belangen van de politieke partij.

Slide 11 - Quizvraag

De Europese Commissie heeft als belangrijke taak:
A
Amenderen van wetgevingsvoorstellen
B
Controleren van wetgevingsvoorstellen
C
Doen van wetgevingsvoorstellen

Slide 12 - Quizvraag

Welke instellingen zijn betrokken bij de gewone wetgevingsprocedure van de EU?

A
Commissie, Europees Parlement, Raad
B
Commissie, Europees Parlement, Europese Raad
C
Europees Parlement, Europese Raad, Raad

Slide 13 - Quizvraag

Een Europese richtlijn...

A
...is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten van de Europese Unie.
B
...moet door de nationale parlementen van de lidstaten worden omgezet in nationale wetgeving.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een multilateraal verdrag?
A
Een verdrag tussen meerdere landen.
B
Een verdrag tussen twee landen.
C
Een verdrag dat multi-interpretabel is

Slide 15 - Quizvraag

Het Internationale Comité van het Rode Kruis is een:
A
a) intergouvernementele organisatie
B
non-gouvernementele organisatie
C
supranationale organisatie

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van gewoonterecht?
A
Een rechtsregel wordt gedurende lange tijd nageleefd.
B
In landen bestaat de overtuiging dat deze regel moet worden nageleefd omdat deze recht bevat.
C
Als er sprake is van a) én b).

Slide 17 - Quizvraag

Bij een monistische benadering geldt het volgende:
A
De inhoud van een verdrag maakt automatisch deel uit van het nationaal recht.
B
De inhoud van een verdrag moet eerst bij wet worden opgenomen in het nationaal recht.
C
Internationaal recht moet eerst worden omgezet in nationaal recht.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is volgens art. 94 GW de verhouding van internationaal recht ten opzichte van nationaal recht?
A
Internationaal recht gaat voor nationaal recht.
B
Nationaal recht gaat voor internationaal recht.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe verkrijgen internationale organisaties hun bevoegdheden?
A
via attributie
B
via delegatie
C
via mandaat

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor soort internationale organisatie is de Europese Unie?
A
een non-gouvernementele organisatie
B
een intergouvernementele organisatie
C
een supranationale organisatie

Slide 21 - Quizvraag

Hoe worden in Nederland internationale verdragen getransformeerd tot nationaal recht?
A
via het monisme
B
via het dualisme
C
via het minimalisme

Slide 22 - Quizvraag

Welk boek van het Burgerlijk Wetboek geeft regels van internationaal privaatrecht?
A
Boek 1
B
Boek 8
C
Boek 9
D
Boek 10

Slide 23 - Quizvraag

Op welke wijze kan een buitenlands vonnis in Nederland ten uitvoer worden gelegd?
A
Door een verkorte procedure voor de Nederlandse rechter.
B
Door een verstek procedure voor de Nederlandse rechter.
C
Door het indienen van een verzoekschrift bij de Nederlandse rechter.

Slide 24 - Quizvraag

Dietmar Noering woont in Oostenrijk. Hij is geboren in Duitsland. Dietmar huurt voor onbepaalde tijd een huis in Nederland. Bij het sluiten van de huurovereenkomst is geen keuze gemaakt over het toepasselijke recht.
Welk recht is op deze huurovereenkomst van toepassing volgens de EG-verordening Rome I?

A
Duits recht
B
Nederlands recht
C
Oostenrijks recht

Slide 25 - Quizvraag

In welk Nederlands wetboek is de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen geregeld?
A
Het Burgerlijk wetboek
B
Het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
C
Het wetboek van Strafvordering

Slide 26 - Quizvraag

hoeveel weken heb je de tijd om in beroep te gaan tegen een afgewezen asielvergunningsaanvraag?
A
6 weken
B
1 maand
C
4 weken

Slide 27 - Quizvraag

hoe heten de regelingen om het nederlanderschap te verkrijgen wanneer je die niet van rechtswege krijgt
A
naturalisatieprocedure en de juridische ouderprocedure
B
de optieprocedure en de naturalisatieprocedure
C
de juridische ouderprocedure en de optieprocedure

Slide 28 - Quizvraag

wie beslist er over een verblijfsvergunning?
A
de IND (in naam van de Minister van justitie en Veiligheid)
B
de gemeente
C
het openbaar ministerie

Slide 29 - Quizvraag

wie is er niet ontvankelijk in zijn klacht bij het EHRM
A
degene die 5 maanden na de uitspraak zijn klacht indient
B
degene die de klacht indient na de de onherroepelijke uitspraak van de rechtbank
C
degene die een klacht indient na ratificatie van het verdrag door het betreffende land

Slide 30 - Quizvraag

wat is juist
A
het EVRM is een verdrag van de EU
B
het EVRM is bindend voor burgers en overheid
C
het EVRM bevat ongeveer evenveel klassieke als sociale grondrechten

Slide 31 - Quizvraag