Herhaling HS 1: Weer en Klimaat

HS 1: Weer en Klimaat
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

HS 1: Weer en Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen?
Wat is de samenhang tussen het weer en het klimaat?
✅ Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?
✅ Wat is het verband tussen temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlak?
✅ Hoe hangen de gemiddelde temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag samen op mondiale schaal en welke patronen kun je hierin zien?
✅ Welke klimaten en vegetatiezones komen waar voor op aarde en waarom daar?

Slide 2 - Tekstslide

Uit welke elementen bestaat het weer?

Slide 3 - Open vraag

Weerelementen:
  • Temperatuur
  • Neerslag
  • Wind
  • Bewolkingsgraad


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen weer en klimaat?
A
periode van meten
B
klimaat gaat over kleiner gebied
C
weer is de gemiddelde toestand van de lucht
D
weer gaat over neerslag en klimaat niet

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke klimaatzone hoort deze grafiek
A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Het droge klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 6 - Quizvraag

Welk klimaat is dit?
A
Tropisch regenklimaat
B
Woestijnklimaat
C
Steppe klimaat
D
Pool klimaat

Slide 7 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Pool klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 8 - Quizvraag


A
Tropisch klimaat
B
Droogklimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 9 - Quizvraag

Van welk gebied op aarde is dit het klimaat?
A
Brazilië
B
Nederland
C
Marokko
D
Noord-Canada

Slide 10 - Quizvraag

Welk klimaat hoort bij deze kenmerken? Hele jaar door neerslag, zomers koel, winters zacht.
A
Landklimaat
B
Middellandse zeeklimaat
C
Zeeklimaat
D
Droog klimaat

Slide 11 - Quizvraag

De landen in Zuid-Europa hebben een ...
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Droog klimaat
D
Middellandse zee klimaat

Slide 12 - Quizvraag

📍 Kenmerken van de klimaten

Slide 13 - Tekstslide

Hoe lager de breedteligging van een plaats, hoe kouder het is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij hoge breedte leggen de zonnestralen een ..... weg door de dampkring af en verwarmen ze een ..... aardoppervlak waardoor de gemiddelde temperatuur ..... is.

Slide 15 - Open vraag

Door de breedteligging is de gemiddelde temperatuur in Nederland......
A
laag
B
gemiddeld
C
hoog

Slide 16 - Quizvraag

lage breedte
hoge breedte

Slide 17 - Sleepvraag

Zomer
Winter

Slide 18 - Sleepvraag

Als de aarde niet schuin zou staan dan...
A
zou het minder hard waaien.
B
zou het in Nederland kouder zijn.
C
zouden we geen seizoenen hebben.
D
zou de zomer langer duren.

Slide 19 - Quizvraag

Seizoenen zijn afhankelijk van de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Kaartje goed onthouden voor je examen!

Slide 20 - Tekstslide

Welke factoren zijn van invloed op de temperatuur?
  1. Breedteligging op aarde
  • hoge breedte = ver van de evenaar = koud
  • lage breedte = dichtbij de evenaar = warm
  • invalshoek van de zon is belangrijk -> schuine invalshoek of loodrecht
  • afstand zon -> aarde
  • De stand van de aarde bepaalt de seizoenen die we hebben!

Slide 21 - Tekstslide

Stel je voor: je maakt een wandeling in de bergen en begint op 800m hoogte en het is 20°C. Het eindpunt ligt op 2300m hoogte. Hoeveel °C is het daar?
A
31°C
B
14°C
C
26°C
D
11°C

Slide 22 - Quizvraag


2. Hoogteligging

  • hoe hoger hoe kouder
  • per 1000m -6 °C kouder
  • De hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen: zie kaartje in hotspot!

De vegetatiezones op een berg zijn afhankelijk van de hoogteligging. De boomgrens (punt waarop het te koud wordt voor bomen) ligt in de Alpen ongeveer op 1800 meter.

Onthouden: naaldbomen kunnen beter tegen de kou, je vindt de zone met naaldbomen daarom op grotere hoogte dan de zone met loofbomen.

Slide 23 - Tekstslide

Lucht stroomt van gebieden waar veel lucht op de aarde drukt in de richting van een gebied met .... luchtdruk
A
hoge
B
lage

Slide 24 - Quizvraag

Door verschillen in luchtdruk gaat lucht bewegen, dit noemen we ....?

Slide 25 - Open vraag

Op lage breedte is het erg warm, hierdoor ...... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.
A
stijgt, lage
B
stijgt, hoge
C
daalt, lage
D
daalt, hoge

Slide 26 - Quizvraag

Op hoge breedte is het erg koud, hierdoor ..... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.
A
stijgt, lage
B
stijgt, hoge
C
daalt, lage
D
daalt, hoge

Slide 27 - Quizvraag

Als koude en warme lucht botsen stijgt de .... lucht. Hierdoor ontstaat een ..... drukgebied.
Dit noemen we ook wel een depressie.
A
koude, lage
B
koude, hoge
C
warme, lage
D
warme, hoge

Slide 28 - Quizvraag

De neerslag die ontstaan bij een depressie noemen we ..... neerslag
A
stijgingsneerslag
B
frontale neerslag
C
stuwingsneerslag

Slide 29 - Quizvraag

Bij een hoge druk gebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel/rustig en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel/rustig en droog weer

Slide 30 - Quizvraag

3. Wind

  • bewegende lucht
  • stroomt van hoge naar lage luchtdruk
  • Schaal van Beaufort: 1 t/m 12
  • snelheid gemeten in m/sec
  • wind vervoert wame lucht van de evenaar naar de polen
  • gebergte werkt als klimaatscheiding

Slide 31 - Tekstslide

Wereldwijde luchtcirculatie

Slide 32 - Tekstslide

Aanlandige wind in Nederland is westenwind
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 33 - Quizvraag

De overheersende windrichting in Nederland is
A
Noordenwind
B
Westenwind
C
Zuidenwind
D
Oostenwind

Slide 34 - Quizvraag

Aflandige wind in de winter is warm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke wind (aanlandige of aflandige wind) is de kans op een Elfstedentocht het grootst en waarom?

Slide 36 - Open vraag

4. Water of land
  • land warmt snel op en koelt snel af
  • water doet hier langer over
  • aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter
  • aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noordeuropa mee in winter, warme lucht in zomer.

Slide 37 - Tekstslide

Neerslag -> vormen

  • regen
  • hagel
  • ijzel
  • sneeuw

Slide 38 - Tekstslide

Een gebergte werkt als klimaatscheiding. Dat geldt voor de temperatuur, maar ook voor de neerslag.
Aan ....zijde stijgt de lucht op en ontstaat ....neerslag.
A
lij-, stijgings-
B
lij-, stuwings-
C
loef-, stijgings-
D
loef-, stuwings-

Slide 39 - Quizvraag

Een gebergte werkt als klimaatscheiding. Dat geldt voor de temperatuur, maar ook voor de neerslag.
Aan ....zijde daalt de lucht en is het dus droog. Dit noemen we de .......

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Video

Wat moet je kennen?
Wat is de samenhang tussen het weer en het klimaat?
✅ Hoe hebben breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed op de gemiddelde temperatuur?
✅ Wat is het verband tussen temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlak?
✅ Hoe hangen de gemiddelde temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag samen op mondiale schaal en welke patronen kun je hierin zien?
✅ Welke klimaten en vegetatiezones komen waar voor op aarde en waarom daar?

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Zet de letter(s) van de plaats of het cijfer van het gebergte achter elke letter.
a Plaats met de meest rechte zoninvalshoek.
b Plaats met de gemiddeld hoogste temperatuur.
c Plaats met de gemiddeld laagste temperatuur.
d Plaats met stuwingsneerslag.
e Plaatsen die in de regenschaduw liggen.
f Gebergte met de hoogste boomgrens.
g Bergtop met gemiddeld laagste temperatuur. 

Slide 44 - Tekstslide