7.2 Populaties





7.2 Populaties
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les





7.2 Populaties

Slide 1 - Tekstslide

Jas uit
Spullen op tafel!
Vandaag

  • Herhalingsvragen 7.1
  • Activeren voorkennis
  • Uitleg 7.2 Populaties
  • Zelfstandig werken aan Opdrachten 7.2

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn biotische factoren?
A
dieren, planten, schimmels en bacterien
B
planten, schimmels en dieren
C
dieren en planten
D
dieren, planten en bacterien

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een biotische factor?
A
Regen
B
Temperatuur
C
Grondsoort
D
Gras

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen abiotische factor?
A
Water
B
Lucht
C
Aarde
D
Nestgelegenheid

Slide 5 - Quizvraag

In Nederland komt de Blauwe reiger voor. Door klimaatverandering komt ook de Kleine zilverreiger steeds vaker in Nederland voor. In de afbeelding staan twee curven getekend die de tolerantiegrenzen van de Blauwe reiger en de Kleine zilverreiger voorstellen ten aanzien van de temperatuur.

Welke curve, P of Q, hoort bij de Blauwe reiger?
A
P
B
Q

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste stelling over het tolerantiegebied van een abiotische factor.
A
hoe KLEINER het tolerantiegebied, hoe HOGER de overlevingskans
B
hoe GROTER het tolerantiegebied, hoe HOGER de overlevingskans
C
hoe GROTER het tolerantiegebied, hoe KLEINER de overlevingskans
D
Het tolerantiegebied heeft geen invloed op de overlevingskansen

Slide 7 - Quizvraag

Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied voor temperatuur?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quizvraag

Populaties

Slide 9 - Tekstslide

De nationale vogel: Grutto

Slide 10 - Tekstslide

Na deze les..
  1. kan ik binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden
  2. kan ik de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Organisatieniveau: Populatie
groep organismen van één soort.

Slide 13 - Tekstslide

Concurrentie
   Concurrentie is de strijd om
      voedsel, woonruimte en partner voor voortplanting. Bij planten ook de hoeveelheid licht.

De concurrentie tussen populaties is vaak minder sterk dan binnen populaties.

Slide 14 - Tekstslide

Concurrentie
Tussen populaties

Slide 15 - Tekstslide

Binnen een populatie
Tussen populaties

Slide 16 - Tekstslide

Concurrentie
Competitie, strijd
Bij sterke concurrentie grote selectiedruk. De best aangepaste aan het milieu hebben dus grootste overlevingskans.

Gevolg: kleinere genetische variatie 
Voorbeeld: cheetah's in Afrika

Slide 17 - Tekstslide

Concurrentie binnen een populatie
Bij zowel soorten die in groepen leven en soorten die individueel leven, vind een vorm van concurrentie plaats. 
De concurrentie kan gaan om de beschikbaarheid van bronnen: Licht (planten), voedsel en ruimte. Of een partner voor de voortplanting. 

Dit heeft tot gevolg dat alleen de best aangepaste individuen zich voort kunnen planten (natuurlijk selectie).

Slide 18 - Tekstslide

Coöperatie
Samenwerking tussen organismen van dezelfde populatie, zoals bij de paring of bij verdediging.

Maar ook tussen verschillende soorten:
- mutualisme
- commensalisme
- parasitisme

Slide 19 - Tekstslide

Mutualisme ( wat zie je hier ) 
Beide organismen hebben voordeel

Slide 20 - Tekstslide

Commensalisme
Een organisme heeft voordeel en het andere organisme heeft geen voordeel en geen nadeel dit noem je commensalisme.

Slide 21 - Tekstslide

Parasitisme
Parasitisme: symbiose waarbij een individu een voordeel heeft en het ander individu een nadeel heeft.

Parasiet: individu dat een voordeel heeft bij parasitisme. 

Gastheer: individu dat een nadeel heeft bij parasitisme

Slide 22 - Tekstslide

 Symbiose
Samenleven van individuen
Binnen dezelfde soort
Van twee verschillende soorten
Coöperatie
Concurrentie
Mutualisme
Commensalisme
Parasitisme

Slide 23 - Tekstslide

Populatiegrootte
= aantal organismen in een populatie
Een populatie is niet altijd even groot.

Hoe groot een populatie is hangt af van de abiotische en biotische factoren. 


Slide 24 - Tekstslide

Populatiegrootte *
Vier factoren beïnvloeden de populatiegrootte:
  1. geboortecijfer: het aantal geboortes per 1000 individuen in een jaar
  2. sterftecijfer: het aantal overleden individuen per 1000 individuen in een jaar
  3. immigratie: toename door komst van organismen
  4. emigratie: afname door vertrek van organismen

Slide 25 - Tekstslide

Dynamiek van een populatie

Slide 26 - Tekstslide

Biologisch evenwicht
Als er evenveel sterft als dat erbij komt, dan is er een biologisch evenwicht.

Slide 27 - Tekstslide

Exoten
Exoten: soorten afkomstig uit een ander gebied (door  handelingen van de mens) die zich vestigen in een ecosysteem

Invasieve exoot: brengt een ernstige verstoring teweeg in het ecosysteem

Slide 28 - Tekstslide

Exoten voorbeelden

Slide 29 - Tekstslide

Draagkracht
De draagkracht is de maximale populatiegrootte waarvoor in een gebied voldoende voedsel, schuil- en nestplaatsen zijn. 

Beperkende factoren remmen de populatiegroei waardoor deze onder de draagkracht blijft, zoals concurrentie van andere soorten, predatie, onvoldoende voedsel, ziektes en andere oorzaken van sterfte. 

Slide 30 - Tekstslide

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 31 - Quizvraag

Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort.

Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D

Slide 32 - Quizvraag

Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza

Slide 33 - Quizvraag

Lees : de grote grutto slachting
zie dia hierna

Slide 34 - Tekstslide

Welke symbiose bestaat er tussen kiekendief en grutto en welke tussen grutto en regenworm? 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Uitleg examenvraag
In de tekst staat dat zowel de kiekendief als de buizerd grutto-eieren en kuikens eten. De kiekendief en grutto hebben een predatie relatie --> A, B, C en D zijn onjuist.

Als de kiekendief veel grutto kuikens eet, heeft de buizerd weinig voedsel en andersom. Dit is geen voordeel maar een concurrerende relatie --> E is juist.

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk:
Maak de opdrachten van 7.2 
Populaties 9 t/m 13

Extra uitdaging: 
maak opdracht 14
over de grutto

Slide 38 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je vandaag geleerd hebt.

Slide 39 - Open vraag

Noem minimaal 1 onderdeel van de les waar je meer over wilt weten/meer uitleg over nodig hebt.

Slide 40 - Open vraag

Na deze les..
  1. kan ik binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden
  2. kan ik de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven

Slide 41 - Tekstslide