4.1 Waarnemen

Hoofdstuk 4 Waarnemen en Reageren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 Waarnemen en Reageren

Slide 1 - Tekstslide

Zintuigen

Slide 2 - Woordweb

Paragraaf 4.1 Waarnemen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 4.1 
- Je kunt met voorbeelden het verschil uitleggen tussen inwendige en uitwendige prikkels.
- Je kunt beschrijven welke prikkels de verschillende zintuigen opvangen en verwerken.
- Je kunt de functie van zintuigen beschrijven.
- Je kunt uitleggen hoe je lichaam prikkels verwerkt.
- Je kunt uitleggen waardoor je zintuigen niet alle prikkels doorgeven. 

Slide 4 - Tekstslide

Prikkels
Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren. 

- Inwendige prikkels
- Uitwendige prikkels 

Slide 5 - Tekstslide

Inwendig en uitwendig
Inwendige prikkel
    Als de informatie over een verandering uit je lichaam komt, gaat het om een inwendige prikkel.

Uitwendige prikkel   
Als het informatie is over een verandering buiten je lichaam, dan is het een uitwendige prikkel.

Slide 6 - Tekstslide

Adequate prikkel
Een prikkel waar het zintuig gevoelig voor is, heet een adequate prikkel voor dat zintuig.

Voor de gezichtszintuigen is licht de adequate prikkel.
Voor de gehoorzintuigen is geluid de adequate prikkel.
Voor de reukzintuigen is geur de adequate prikkel.
Voor de smaakzintuigen zijn zoet, zout, zuur en bitter adequate prikkels.
Voor de gevoelszintuigen zijn druk, warmte, kou en pijn adequate prikkels.

Slide 7 - Tekstslide

 adequate prikkel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Prikkels en impulsen
Een prikkel is een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls

Slide 10 - Tekstslide

Het zenuwstelsel

  • Het zenuwstelsel bestaat uit: zenuwen, ruggenmerg en hersenen.

  • De hersenen en het ruggenmerg heten samen het centraal zenuwstelsel.

  • Alles wat je lichaam doet wordt geregeld door het zenuwstelsel.

Slide 11 - Tekstslide

prikkel verwerking
afbeelding verwerking geluidsprikkel

Slide 12 - Tekstslide

4.1 Les 1 
Maken opdr 1 t/m 12 + Nakijken  

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 4.1 Waarnemen

Slide 14 - Tekstslide

Herhalen vorige les 

Slide 15 - Tekstslide

Wat voor prikkels zijn dorst en geluid?
A
Dorst een inwendige en geluid een uitwendige
B
Dorst een uitwendige en geluid een inwendige
C
Beide zijn inwendige prikkels
D
Beide zijn uitwendige prikkels

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een adequate prikkel?
A
De prikkel waar een zintuig niet op reageert
B
Een prikkel die steeds maar doorgaat.
C
De minimale sterkte van een prikkel
D
De prikkel waar een zintuig op reageert

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de adequate prikkel van je tastzintuig?
A
Aanraking
B
Druk
C
Koude
D
Warmte

Slide 18 - Quizvraag

Een adequate prikkel voor het gezichtszintuig is:
A
licht
B
geur
C
kou
D
warmte

Slide 19 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde!
hersenen
zenuw
impuls
zintuig
prikkel
waarneming

Slide 20 - Sleepvraag

Leerdoelen 4.1 
- Je kunt met voorbeelden het verschil uitleggen tussen inwendige en uitwendige prikkels.
- Je kunt beschrijven welke prikkels de verschillende zintuigen opvangen en verwerken.
- Je kunt de functie van zintuigen beschrijven.
- Je kunt uitleggen hoe je lichaam prikkels verwerkt.
- Je kunt uitleggen waardoor je zintuigen niet alle prikkels doorgeven. 

Slide 21 - Tekstslide




Prikkel-> Zintuigcellen in je oog->impuls (via gevoelszenuwcellen) I-> Hersenen->impuls (via bewegingszenuwcellen) -> armspier en speekselklier

Slide 22 - Tekstslide

Worden alle prikkels doorgegeven?

Drempelwaarde: de minimale sterkte van een prikkel waar een zintuig op reageert
   (bijv. iemand die te ver weg praat, hoor je niet)
Motivatie: door heel aandachtig te luisteren verlaag je de drempelwaarde

Gewenning: als een prikkel lang duurt, dan reageert een zintuig niet meer
   (bijv. je voelt niet je kleding de hele dag)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Heeft de neus van een hond een hogere of een lagere drempelwaarde dan jouw neus?
A
Hij is gevoeliger dus een hogere drempelwaarde
B
Hij is minder gevoelig dus een hoger drempelwaarde
C
Hij is gevoeliger dus een lagere drempelwaarde
D
Hij is minder gevoelig dus een lagere drempelwaarde

Slide 25 - Quizvraag

Als je in deze flat woont, hoor je het verkeer op een gegeven moment niet meer. Hoe komt dat?
A
Drempelwaarde is te hoog
B
Er ontstaat gewenning
C
Motivatie om het te horen is te laag
D
Zintuig wordt slechter

Slide 26 - Quizvraag

4.1 Les 2 
Maken opdr 13 t/m 18 + Nakijken 

Slide 27 - Tekstslide