3-3 lucht samenpersen DDL deel 1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1,2

Science klas 1 DDL

hhdhsdh

Lucht samenpersen 3-3 deel 1

Wanneer gebruik
je samengeperst lucht?

Lesdoelen

• Je kunt beschrijven wat gasdruk is en waardoor het wordt veroorzaakt.
• Je kunt uitleggen hoe je gasdruk kunt meten.
• Je kunt uitleggen wat overdruk betekent aan de hand van twee voorbeelden.
• Je kent het verband tussen druk en volume van een gas.
• Je kunt rekenen met de formule van Boyle.
• Je kunt de werking van een ademautomaat uitleggen. (PLUS)

samengeperst lucht voorbeelden

• een duikfles van een duiker
• een opgepompte fietsband
• lucht die in een aquarium wordt geblazen
• een voetbal
• opblaasboot
• luchtbed

duikers 

• een duiker kan onder water niet ademen
• Daarom gebruikt hij een duikfles met lucht mee.
• in de fles zit heel veel lucht samengeperst
• de inhoud is 200 keer samengedrukt als je het met de luchtdruk vergelijkt.
• de duiker neemt steeds kleine hapjes lucht

gasdruk

• De lucht die samengeperst is drukt tegen de wanden
  
• dit noem je gasdruk
  
• lucht pers je samen met een fiets pomp of compressor

 duikfles vullen

• gebeurt met een compressor
• de lucht wordt wel  tot 200 keer samengeperst
• in de lucht zit zuurstof en stikstof

de manometer (1)

• Met een manometer meet je 
  de druk in een duikfles
• in de manometer zit een 
  gegolfd metalen plaatje 
• het plaatje wordt door de druk
  in de fles omhooggedrukt

Luchtdruk op zeeniveau

De luchtdruk op zee niveau = 1013 hectopascal

1013 hectopascal = 1,013bar

Dit ronden wij af op 1bar

Jeetje wat een moeilijke begrippen

onthoud

De luchtdruk op zee niveau is afgerond 1 bar

druk in een duikfles 

• De druk in een duikfles is 200bar
• De druk is 200 keer hoger dan de buitendruk

• adem je deze 200bar in dan ontploffen je longen

de adem automaat

• Door een automaat te gebruiken kan een duiker veilig ademen.
• De automaat laat steeds maar een beetje lucht door

overdruk in een fles

• als een duikfles leeg is staat de manometer op 0
• Er zit echter nog wel de druk van de buitenlucht in
• Die is afgerond 1 bar
• is een fles vol dan staat hij bijv. op 100 bar
• het verschil tussen de buitendruk en de lucht druk is dan 99 bar

Een duikfles is helemaal gevuld.
De manometer staat op 100bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 100 bar
3. 99 bar
4. 101 bar

Een duikfles is helemaal gevuld.
De manometer staat op 300bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 300 bar
3. 299 bar
4. 301 bar

Een duikfles is helemaal gevuld.
De manometer staat op 200bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 200 bar
3. 199 bar
4. 201 bar

Een autoband is helemaal gevuld.
De manometer staat op 3 bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 3 bar
3. 2 bar
4. 4 bar

Een autoband is helemaal gevuld.
De manometer staat op 4 bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 4 bar
3. 3 bar
4. 5 bar

Een autoband is helemaal gevuld.
De manometer staat op 5 bar.
De luchtdruk is 1 bar. Hoe groot is het verschil (overdruk)?

1. 1 bar
2. 5 bar
3. 4 bar
4. 6 bar

Als je shampoo fles leeg is is er dan vacuüm in deze fles?

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet
4. ik weet het nog steeds niet. Ik zou hier niet op klikken.

Als een pot pindkaas leeg is is er dan vacuüm in deze lege pot pindakaas?

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet
4. ik weet het nog steeds niet. Ik zou hier niet op klikken.

Als een fietsband leeg is is er dan vacuüm in deze band?

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet
4. ik weet het nog steeds niet. Ik zou hier niet op klikken.

Als een duikfles leeg is is er dan vacuüm in deze fles?

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet
4. ik weet het nog steeds niet. Ik zou hier niet op klikken.

Wat geeft de manometer van een duikfles aan als de fles leeg is?

1. 0 bar
2. 1 bar
3. 100 bar
4. 200 bar

flessen vergelijken

fles 1  is   10 liter                       fles  2  is   100 liter

Hoeveel keer groter is fles 2

fles 1 = 10 liter fles 2 = 100 liter

Hoeveel keer groter is fles 2

1. 1 x groter
2. 10x groter
3. 2 x groter
4. 100 x groter

fles 1 = 5 liter fles 2 = 50 liter

Hoeveel keer groter is fles 2

1. 1 x groter
2. 10x groter
3. 2 x groter
4. 100 x groter

fles 1 = 10 liter fles 2 = 200 liter

Hoeveel keer groter is fles 2

1. 2x groter
2. 20x groter
3. 4 x groter
4. 200 x groter