25-09 : Chapter 1 : H

TODAY 
- Vocab Test
- Homework check&correct
-Present Simple recap
- Speaking & Stones
-slimstampen 
-personal pronouns 
-listening
-gimkit
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TODAY 
- Vocab Test
- Homework check&correct
-Present Simple recap
- Speaking & Stones
-slimstampen 
-personal pronouns 
-listening
-gimkit

Slide 1 - Tekstslide

CANDY TEST

Slide 2 - Tekstslide

I can't .... (onthouden) everything so I will make a list.

Slide 3 - Open vraag

I feel 'awkward' when people stare at me.

Slide 4 - Open vraag

I feel as .....(trots)as a peacock.

Slide 5 - Open vraag

In the US weather reporters......(waarschuwen) people about hurricanes and tornadoes.

Slide 6 - Open vraag

It is very difficult to have a 'conversation' with all this noise

Slide 7 - Open vraag

Were going to watch an ..... (spannende) movie in the cinema tonight.

Slide 8 - Open vraag

HOMEWORK
G Reading
Ex. 44c + 46 p.68

Slide 9 - Tekstslide

Present simple
(tegenwoordige tijd)
Gebruik:

1.  Feiten

2.  Gewoonten

3.  Regelmatige gebeurtenissen

Slide 10 - Tekstslide

Present simple
Vorm:

1.  I, you, we, you, they:  hele werkwoord

We like English.

2.  He, she, it:  hele werkwoord + -s  (SHIT-rule)

She/Susan likes history.

They play basketball together.

He/John hates rain.

Slide 11 - Tekstslide

Present simple
  • Eindigt het werkwoord op een medeklinker + -y? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -ies

study    >   studies 

cry  >   cries 

  • Eindigt het werkwoord op een klinker + -y? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -s

buy    >   buys 

play    >   plays 

Slide 12 - Tekstslide

Present simple
  • Eindigt het werkwoord op een sis-klank? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -es

watch  >  watches 

finish    >    finishes
fix   >    fixes 

Slide 13 - Tekstslide

Present simple is:
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordig tijd
C
Toekomst

Slide 14 - Quizvraag

Use the present simple:

They ______ (come) home from school.
A
come
B
comes

Slide 15 - Quizvraag

Use the present simple:

Jack often ______ (buy) new shoes.
A
buy
B
buys
C
buyes
D
buyies

Slide 16 - Quizvraag

Use the present simple:

Walter and Frank ______ (say) hello.
A
say
B
sayes
C
says
D
sayies

Slide 17 - Quizvraag

Use the present simple:

He ______ (drive) to work every day.

Slide 18 - Open vraag

Use the present simple:

Mary ______ (catch) a cold every winter.

Slide 19 - Open vraag

Use the present simple:

They ______ (like) vegetables.

Slide 20 - Open vraag

H. Speaking & Stones
 I can talk about myself and others and ask questions about personal information.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Stone 2 p. 64
Read Stone 3.
In pairs:
Ex. 50 b p. 73

Slide 24 - Tekstslide

slimstampen stone 2 +3
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 27 - Tekstslide

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 28 - Tekstslide

Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.

Slide 29 - Tekstslide

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 30 - Quizvraag

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me

Slide 31 - Quizvraag

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 32 - Quizvraag

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us

Slide 33 - Quizvraag

Are ___ (we) going to play soccer with ___ (haar)?
A
you / him
B
we / her
C
I / it
D
they / us

Slide 34 - Quizvraag

Extra oefenen met 
de Personal pronouns?



Slide 35 - Tekstslide

QUIZLET LIVE

Slide 36 - Tekstslide