past simple + adverbs of time/place recap

recap on the past simple and adverbs of time and place

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

recap on the past simple and adverbs of time and place

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
Wanneer?
Afgesloten actie uit het verleden -> het is niet meer bezig
Signaal woorden
Last Friday/weekend/year, etc; yesterday; a second/minute/day/week ago / in 2019, etc.
Vorm
werkwoord + -ed
Voorbeeld
I talked/she laughed/we watched

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple spellingsregels
Werkwoord eindigt in -e
(use, like, live, etc)
Voeg alleen een -d toe:
used, liked, lived
Kort werkwoord eindigt in medeklinker-klinker-medeklinker (plan, stop, beg, etc.)
Verdubbel de laatste medeklinker  + -ed
planned, stopped, begged
Werkwoord eindigt in klinker + y
(play, stay, enjoy)
Voeg -ed toe:
played, stayed, enjoyed
Werkwoord eindigt in medeklinker + y (try, cry, marry)
Verander de 'y' in 'ie' en voeg -d toe: tried, cried, married

Slide 3 - Tekstslide

Take a picture of your notes and upload them here, please.

Slide 4 - Open vraag

-ed
-d
-ied
double letter -ed
-yed
started
wanted
hoped
tried
decided
used
asked
planned
stopped
stayed
fried
carried
travelled
played
enjoyed

Slide 5 - Sleepvraag

                                 questions                          negatives
gewoon werkwoord?   
I talked too much.   Do I talk too much?         I don't talk too much.

was/were? 
I was at school.         Was I at school?            I was not at school.                

Slide 6 - Tekstslide

1. We ________ (start) to paint our house last month , and we ________ (finish) yesterday.
Note down a comma between the 2 verbs.

Slide 7 - Open vraag

2. After she ______ (paint) her bedroom , she ________ (to be) happy

Slide 8 - Open vraag

3. We tried to find another house last year because we ________ (want) to move.

Slide 9 - Open vraag

4. ______ I ______ my aunt in London last year? (visit)

Slide 10 - Open vraag

5. Unfortunately I _______ (not+study) for my test today.

Slide 11 - Open vraag

6. On my last holiday, I _____ ( not+ stay) with my grandparents and I ____ (not+help) them tidy up the garden.

Slide 12 - Open vraag

7. You _____ (not+be) there to help last week.

Slide 13 - Open vraag

Jack and I _____ (to be) feeling ill after we _____ (have) that salad.

Slide 14 - Open vraag

(to be)
They _____ eating a lot of choclate.

Slide 15 - Open vraag

ask me a question about my weekend. use the past simple.

Slide 16 - Open vraag

welk ezelsbruggetje ken je over de adverbs of time and place?

Slide 17 - Open vraag

zet in de juiste volgorde
at 9/ am going / home / I

Slide 18 - Open vraag

this summer/with our aunt/ is staying/ my sister

Slide 19 - Open vraag

are / questions / we / answering / the / now

Slide 20 - Open vraag

geef de vertaling van: sneeuwstorm, stortbui, bewolkt

Slide 21 - Open vraag

geef de vertaling van "voorspellen" en "hagel".
A
unpredictable, gale
B
unpredictable, breeze
C
predict, hail
D
predictable, foggy

Slide 22 - Quizvraag

misselijk
A
ointment
B
injury
C
grazed
D
nauseous

Slide 23 - Quizvraag

hoesten
A
cough
B
flu
C
dizzy
D
stitches

Slide 24 - Quizvraag

gipsverband
A
gypsverbend
B
plaster cast
C
sticking plaster
D
bandage

Slide 25 - Quizvraag

Ik weet hoe ik de verleden tijdsvorm moet maken, en hoe ik een vragende zin/ontkennende zin moet maken
A
Yess!!
B
Een beetje, maar ik wil nog extra oefenen
C
ik begrijp er helemaal niets van, help mij!

Slide 26 - Quizvraag