Les 5 Tekstrelaties

Nederlands les 5, Tekstrelaties
1. Terugblik les 1 t/m 4
2. Uitleg tekstrelaties
3. vragenronde
4. aan het werk
5. afronding
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands les 5, Tekstrelaties
1. Terugblik les 1 t/m 4
2. Uitleg tekstrelaties
3. vragenronde
4. aan het werk
5. afronding

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les 1 t/m 4
1. Deze lessenserie is voorbereiding op het CE Lezen en Luisteren voor Nederlands.
2. Planning: juni 2021
3. Dit cijfer = 50% van je eindcijfer
4. Behandeld tot nu toe: Tekstdoelen en hoofdgedachte

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg
Let op!

Tekstrelaties = tekstverbanden 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 13 - Quizvraag

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Als jij mijn tas inpakt, koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld

Slide 14 - Quizvraag

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 15 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 16 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 17 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 19 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 20 - Quizvraag

Aan het werk
Maak de examenopdracht op blz. 50 t/m 52.
Lees door: de theorie op blz. 192

Slide 21 - Tekstslide

Afronding
1. terugblik: wat heb je geleerd?
2. Huiswerk: maken blz. 50 t/m 52, lezen blz. 192. 

Slide 22 - Tekstslide