PTA - Module 3: Grammatica - Taalkundig ontleden

Module 3: Grammatica
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Module 3: Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BOEKEN
  1. Joel:                  boek 1: Pizzamaffia (L)
  2. Dion:                 boek 4: medeplichtig
  3. Sidney:             boek 2: 100 uur nacht
  4. Frandy:             boek 1: de dagen van de bluegrassliefde (L)
  5. Hader:               boek 1: Lover of loser your choice (F)
  6. Shinelly:           boek 1: 
  7. Jennifer:          boek 1: De gele scooter (L)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HUISWERK
Luisterboek of boek  luisteren/lezen

Schema redekundig ontleden  - leren
Schema taalkundig ontleden - leren

MAKEN
opdracht 2 t/m 6
Op de volgende sheet vinden jullie opdracht 6!









Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vorige week
Aan het eind van deze les:

Kun je benoemen wat taalkundig ontleden is;
Kun je (10) woordsoorten benoemen;
En deze uit een zin halen.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Persoonsvorm?
A
vervelende
B
gedroegen
C
museum
D
netjes

Slide 7 - Quizvraag

Persoonsvorm

Zet de zin in een andere tijd:

Zin in enkelvoud/meervoud:

Zin vragend maken:

De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Onderwerp?
A
het museum
B
niet netjes
C
De vervelende kinderen
D
De kinderen

Slide 8 - Quizvraag

Onderwerp

Wie/wat + persoonsvorm 

De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Werkwoordelijk gezegde?
A
gedroegen
B
gedroegen, niet
C
vervelende, gedroegen
D
netjes, vervelende

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde

Persoonsvorm + de andere werkwoorden


De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Lijdend voorwerp?
A
In het museum
B
Zich niet netjes
C
Zit niet in de zin
D
Gedroegen

Slide 10 - Quizvraag

Lijdend voorwerp

vraag: Wat of wie + persoonsvorm + onderwerp + ww gezegde 



De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Meewerkend voorwerp?
A
Zit niet in de zin
B
Gedroegen
C
Zich niet netjes
D
In het museum

Slide 11 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

AAN wie of VOOR wie + pv + o + lv + gez


De vervelende kinderen gedroegen zich niet netjes in het museum.

Bijwoordelijke bepaling?
A
Zit niet in de zin
B
gedroegen
C
zich niet netjes
D
in het museum

Slide 12 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen die je overhoudt. 
WAAR, WANNEER EN HOE

Ook losse woorden kunnen een bijwoordelijke bepaling zijn. 

niet/ misschien/ toch/ waarheen/ waarom
EXTRA OEFENEN
Studiemeter:

Methode - ViaStarttaal Online
2F - grammatica
onderwerp/ lijdend voorwerp/ meewerkend voorwerp
zinsdelen









Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. taalkundig ontleden

  • Elk woordje krijgt een taalkundige naam;
  • Dit noem je een woordsoort;

Lees blz. 18 - theorie
Bekijk het schema.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Met die persoonlijke opmerking schopte hij mij tegen het verkeerde been.

zelfstandig naamwoord? (zw)
A
persoonlijke, zere
B
schopte
C
opmerking, been
D
het

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Met die persoonlijke opmerking schopte hij mij tegen het verkeerde been.

Lidwoord? (lw)
A
persoonlijke, zere
B
schopte
C
opmerking, been
D
het

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3. Met die persoonlijke opmerking schopte hij mij tegen het verkeerde been.

Voorzetsel? (vz)
A
met
B
met, tegen
C
schopte
D
het

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Met die persoonlijke opmerking schopte hij mij tegen het verkeerde been.

Bijvoeglijk naamwoord? (bn)
A
opmerking, been
B
met, tegen
C
schopte
D
persoonlijke, zere

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5. De wilgen werden geknot.

Zelfstandig werkwoord? (zww)
A
de wilgen
B
werden
C
geknot

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. De wilgen werden geknot.

Hulpwerkwoord? (hww)
A
de wilgen
B
werden
C
geknot

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

7. Zit jij liever in een verwarmde kamer?

persoonlijk voornaamwoord? (pvnm)
A
Zit
B
jij
C
in
D
verwarmde kamer

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

8. Mijn opa rookt graag van zijn sigaren.

bezittelijk voornaamwoord? (bvnm)
A
mijn
B
zijn
C
mijn, zijn
D
opa, sigaren

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

9. Mijn opa rookt graag deze sigaren.

aanwijzend voornaamwoord? (avnm)
A
mijn
B
zijn
C
mijn, zijn
D
opa, sigaren

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Henk kocht 35 rozen voor de tachtigste verjaardag van zijn oma.

telwoord?
A
35, tachtigste
B
tachtigste
C
35 rozen
D
tachtigste verjaardag

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

11. Wij hopen morgen naar Spanje te vertrekken.

bijwoord? (bw)
A
hopen
B
naar
C
morgen
D
vertrekken

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Gebruik het schema (blz. 18)  als hulpmiddel!

Maak opdracht 1 - 22 zinnen
Gebruik de filmjes in Lessonup!

Maak opdracht 2

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXTRA OEFENEN
Studiemeter:

Methode - ViaStarttaal Online
2F - grammatica
persoonsvorm/ infinitief/ voltooid deelwoord
woordsoorten










Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies