bespreken oefentoets

• Zorg ensch Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Wat is de naam van
Pb(NO3)4

1. loodnitraat
2. lood(IV)nitraat
3. loodtetranitraat
4. loodtetrastikstoftrioxide

Periodiek Systeem

Wat is de naam van deze stof?
H2S

antwoorden vrg 1

a: koolstoftetrachloride / tetrachloorkoolstof

b zink(I)sulfaat

c lood(IV)nitraat

d kaliumjodaat

e diwaterstofsulfide

Wat is de formule van tin(II)oxide

1. Ti2O
2. TiO
3. Sn2O
4. SnO

Geef de formule van waterstofacetaat

antwoorden vrg 2

a waterstofacetaat CH3COOH of CH4O2

b Al2(CO3)2

c CrCl2

d SnO

e Na2S2O3

wat voor soort bindingen zijn er bij vraag 1?....

ion/ covalent/ vdwaals 

4: 0,0630 mol KMnO4, hoeveel gram is dat? (molmassa is 158 g/mol)

antwoorden vrg 4:

a (kaliumpermanganaat)0,0630 x 158=9,95 g

b (zilvernitraat) 0,75 x 169,9=127,4 g (= 1,3 x 10`2)

hoeveel is 25g natriumcarbonaat (mm=106 g/mol)

antwoorden vrg 5

a (natriumcarbonaat) = 25/106=0,24 mol

b 0,500/102=0,00490 mol

Fe + O2 + H2O → Fe(OH)3 

kloppend maken:

4 Fe + 3 O2 + 6 H2O → 4 Fe(OH)3 

4 Fe + 3 O2 + 6 H2O → 4 Fe(OH)3 

Je hebt 0,5 mol ijzer..

Hoeveel mol O2 is er nodig?

Hoeveel mol Fe(OH)3 wordt er gevormd? 

vraag 7

Er zijn 3 oplossingen: natriumchloride, bariumchloride en calciumcarbonaat.

Je weet niet in welke fles welke stof zit.

Eén oplossing is troebel en de andere twee oplossingen zijn helder.

(Je mag gebruik maken van slechtst 1 ander zout.)  

Geef van alle drie de oplossingen de oplosreactie.

Welk zout moet er toegevoegd worden om erachter te kunnen komen welke oplossing in welke fles zit?  

Dit was de oefentoets. In de echte toets zijn er ook nog vragen over zuren en basen..

Gaan we nu herhalen..

Welk van de onderstaande zuren in een sterk zuur?

1. azijnzuur
2. zwavelzuur
3. fosforzuur
4. waterstoffluoride

noteer het oplossen van waterstofchloride (HCl) in water.

HCl + H2O --> H3O+  +  Cl-

bij een zwak zuur gebruik je dubbele pijl:

HF + H2O <--> H3O+ + F-

wat zijn de sterke zuren?

Perchloorzuur of waterstofperchloraat, HClO4,

de zuren van de halogenen behalve fluoride dus HCl/HI/HBr  (HCl in water noemen we zoutzuur)

Zwavelzuur, H2SO4 (stikt genomen alleen de 1e H sterk)

Salpeterzuur/ waterstofnitraat HNO3 

wat is de defenitie van een zuur (probeer kort en bondig op te schrijven)

defenities

Zuur: stof die waterstofion af kan staan (bv HCl)

Base: Stof die waterstofion op kan nemen (bv OH-)

Amfoliet: stof die waterstof kan afstaan en opnemen (bv H2O)

zuur-base reactie

H3O+  + OH-    ==> 2H2O