Woordenschat lj 4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Woordenschat

Woordenschat

Hoe zit het met jouw kennis van (moeilijke) woorden?

wat is de juiste betekenis van intimidatie

1. gruwelijke moord door een opgewonden volksmenigte
2. bangmakerij, meestal door dreigementen

Wat is de betekenis van trauma

1. zichzelf kwellen of pijn doen
2. zelfmoord
3. lichamelijke of geestelijke verwonding
4. gedachte of idee die men ten onrechte voor waar houdt

Wat is de betekenis van corpus delicti

1. voorwerp waarmee het misdrijf gepleegd is
2. plaats waar het misdrijf gepleegd is
3. moord of ernstige mishandeling om de geschonden eer van de familie te wreken
4. de rechtbank

Piet heeft een mooiere telefoon

Jorik vindt Hasse niet zo aardig

Jullie hebben een groter huis

vinden je ouders je zusje liever

Jouw spreekbeurt was net zo interessant 

dan ik

als haar

dan wij

dan jij

als de mijne

Wat is de betekenis van autoriteiten

1. mensen die een strafbaar feit plegen
2. gezagsdragers
3. organisaties die ex-gedetineerden helpen bij de terugkeer in de maatschappij
4. wetenschappelijke vakken

een persoon met wie je een bedrijf hebt, heet een

1. compaan
2. compagnon
3. concurrent
4. collega

Wat is de betekenis van willekeur

1. garantie
2. aannemelijkheid
3. zich niet houden aan, inbreuk maken op
4. grilligheid, eigenmachtigheid

wat is de betekenis van lijdzaamheid

1. argeloos; nietsvermoedend
2. nonchalant
3. zonder actie te ondernemen; gelaten; berustend
4. wanhopig

wanneer je iemands woorden letterlijk herhaalt, ben je aan het

1. circuleren
2. compenseren
3. censureren
4. citeren

Wat is de betekenis van data

1. gegevens
2. reeksen; series
3. kromme lijnen
4. wetenschap

in optima forma

1. sexy
2. op-en-top
3. topfit
4. model

eenzelfde standpunt innemen; eenzelfde gedragslijn volgen

1. balans
2. remigreren
3. zich conformeren aan
4. onroerend goed

als je de vlekken in je gezicht onopvallend maakt, dan ben je aan het

1. camoufleren
2. couffleren
3. componeren
4. categoriseren

Bezittingen die niet te verplaatsen zijn, zoals land, huizen, e.d.

1. chauvinistisch
2. onroerend goed
3. balans
4. remigreren

met overdreven liefde voor het eigen land

1. chauvinistisch
2. balans
3. remigreren
4. onroerend goed

het gerucht gaat rond
=
het gerucht ...

1. cacheert
2. calqueert
3. correleert
4. circuleert

ad rem

1. scherp, raak, gevat
2. onnozel
3. handrem van Ad
4. toestand

De voorzitter was na de INTERRUPTIE volledig van slag.

1. Belediging
2. Onderbreking
3. Aanval vol kritiek

1. met je hoed voor de muur
2. met je rug tegen de muur
3. de boer bouwt een muur
4. hij is een boer op klompen

Die GESTE kunnen wij wel waarderen.

1. Dat gebaar
2. Die opmerking
3. Die grap

Heb je een GRATIFICATIE gekregen?

1. Extra uitkering
2. Verzoek
3. Uitnodiging

1. met je kop in het zand
2. als een kip zonder kop
3. de kop is eraf
4. op de kop tikken

Zij is bij ACCLAMATIE gekozen.

1. Toeval
2. Zonder hoofdelijke stemming
3. Herhaling

Ik vind die opvatting ABSURD.

1. Dwaas
2. Onverstandig
3. Verwerpelijk

1. geld moet rollen
2. balken van het geld
3. het geld over de balk smijten
4. geld maakt niet gelukkig

Er kwam een ABRUPT einde aan ons gesprek.

1. Vreemd
2. Plotseling
3. Vervelend

overzicht van bezittingen, tegoeden en schulden

1. remigreren
2. chauvinistisch
3. onroerend goed
4. balans

een roedel

een zwerm

een troep

een vlucht

een school

honden

bijen

wolven

ganzen

vissen

terugkeren naar je eigen land, nadat je in een ander land hebt gewoond

1. remigreren
2. zich conformeren aan
3. chauvinistisch
4. balans

Nuanceren

1. Verduidelijken door meer details te geven
2. oprakelen, heel snel praten
3. accentueren, de nadruk leggen op iets

In welke SECTOR zijn zij werkzaam?

1. Winkel
2. Regio
3. Afdeling

Kies de juiste verwijswoorden.

Als ik jouw/jou versla met boksen, heb ik net zo vaak gewonnen als jou/jij.

1. jouw - jou
2. jouw - jij
3. jou - jou
4. jou - jij

In welk SEMESTER vindt dat college plaats?

1. Periode van vier maanden
2. Kwartaal
3. Halfjaar

Veronderstellen

1. De waarheid verkondigen
2. Als waarheid aannemen
3. Toetsen of iets waar is

flatteren

1. drentelen
2. Mooier maken dan het is
3. Indrukwekkend rondlopen

Kies de juiste verwijswoorden.

Elza en Lisa denken dat hun/ze een leukere feestoutfit hebben dan ons/wij.

1. hun - ons
2. hun - wij
3. ons- wij
4. ze - wij

Laconiek

1. nuchter
2. passief
3. doodkalm

De toestand is PRECAIR.

1. Onoplosbaar
2. Vervelend
3. Hachelijk, onzeker

Meervoud van toffee?

1. toffeeën
2. toffés
3. toffees
4. toffe's

Die bedrijfstak moet GESANEERD worden.

1. Gezond gemaakt
2. Gemoderniseerd
3. Afgebouwd

Omdat de school niet over voldoende _____ beschikt, zullen we in het schoolgebouw geen nieuw meubilair krijgen.

1. assimilatie
2. integratie
3. liquide middelen
4. inflatie

Meervoud van criticus?

1. criticussen
2. critici
3. criticies
4. criteria's

Malafide

1. ongeneeslijk
2. psychisch gestoord
3. onbetrouwbaar
4. oneerlijk

Kies de juist pv/ het juiste onderwerp;

- De medici kon/ konden het niet een worden.

1. kon
2. konden

De tuinbouw is een belangrijk onderdeel van de agrarische _____ in Nederland

1. uniform
2. pluriform
3. arbeidsmarkt
4. sector

De vluchtelingen stonden voor een duivels ____: in een gammel bootje stappen met kans op verdrinking of terugkeren naar het oorlogsgebied,

1. ambitie
2. dilemma
3. integratie
4. uniform

Persona non grata

1. persoon zonder ruggengraat
2. gewenst persoon
3. persoon die alles gratis wil hebben
4. ongewenst persoon

Kies de juiste pv/ het juiste onderwerp;

- Alle leerlingen/ Iedereen uit de klas haalden een voldoende voor het Nederlands tentamen.

1. Alle leerlingen
2. Iedereen uit de klas

Vul het juiste werkwoord in: De media heeft/hebben veel aandacht besteed aan het winterweer.

1. heeft
2. hebben

Vul het juiste werkwoord in: Een aantal leerlingen heeft/hebben veel pret gehad in de sneeuw!

1. heeft
2. hebben

Fijne vakantie allemaal!!