In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Verzekeren
Slide 1 - Tekstslide
Hoe noemen we het overnemen van de financiële gevolgen van een verzekerde door een verzekeraar?
A
Verzekeren
B
Premie
C
Polisvoorwaarden
D
Assurantiebelasting
Slide 2 - Quizvraag
Een verzekering afsluiten, dat betekent...
A
je stopt met de verzekering
B
je neemt een verzekering
C
je sluit de verzekering
D
je vind het moeilijk om een verzekering te kiezen.
Slide 3 - Quizvraag
De verzekerde is
A
degene die de verzekering aanbiedt
B
degene die de verzekering afsluit
C
degene die de verzekering uitkeert
D
degene die de belasting betaalt
Slide 4 - Quizvraag
Het bedrag dat je betaalt voor een verzekering.
A
Verzekering
B
Polis
C
Polisvoorwaarden
D
Premie
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een polis?
A
Het document van de verzekeringsovereenkomst.
B
Een spaarrekening.
C
Een kredietovereenkomst.
D
Een soort verzekeringspremie.
Slide 6 - Quizvraag
Het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde betaalt bij schade
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom
Slide 7 - Quizvraag
Het bedrag dat de verzekerde elke maand aan de verzekeraar betaalt
A
Schade
B
Premie
C
Schadevergoeding
D
Eigen Risico
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noem je de verzekering die je betaalt voor je gezondheidszorg?
A
Zorgtoeslag
B
Huurtoeslag
C
Zorgverzekering
D
Toeslag
Slide 9 - Quizvraag
Sandra (16 jaar) zet haar fiets neer bij een winkel maar hij valt om tegen een geparkeerde auto. Er zit een dikke kras op de auto. Wie betaalt de schade?
A
De verzekering van Sandra's ouders
B
Sandra zelf
C
De verzekering van eigenaar van de auto
D
De verzekering van de winkelier
Slide 10 - Quizvraag
Zelfde situatie als de vorige vraag. Sandra's fiets blijkt ook beschadigd. Wie draait voor die kosten op?
A
De verzekering van de auto-eigenaar
B
De auto-eigenaar
C
De verzekering van Sandra's ouders
D
Sandra en haar ouders zelf
Slide 11 - Quizvraag
Een verzekering vergoedt de schade als deze ... is veroorzaakt