4L: oefenexamen bespreken

  tips voor het 
eindexamen wiskunde

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  tips voor het 
eindexamen wiskunde

Slide 1 - Tekstslide



  • potlood 
  • pen
  • rekenmachine
  • geodriehoek
  • gum



  • puntenslijper 
  • markeer stiften
  • lineaal
  • kleurpotloden
  • koershoekmeter


Dit neem je mee:
Dit kan je ook meenemen:

Slide 2 - Tekstslide

   Als je het examen krijgt:
  • zorg dat je rekenmachine goed staat: op 'd' of 'deg',
  • blader het examen door,
  • markeer woorden als: in twee decimalen, in cm nauwkeurig,
  • begin met de vragen waarvan je zeker weet dat je ze kan maken, sla de moeilijke vragen eerst over.




Slide 3 - Tekstslide

   Tijdens het examen:
  • schrijf met pen, teken met potlood,
  • zet op elk blaadje je naam,
  • nummer je blaadjes,
  • lever altijd de bijlagen in,
  • let op de tijd.


Slide 4 - Tekstslide




  • altijd met potlood,
  • een rechte lijn langs een lineaal,
  • bij een parabool, een kwadratisch verband en een wortel verband eerst punten in het assenstelsel, daarna een vloeiende lijn.



  • bij assenstelsels, schrijf bij de assen waar het over gaat en zorg voor gelijke stapgrootte op een as,
  • bij grafieken, schrijf er bij waar de grafiek over gaat,
  • Je hoeft níet met schrikkeljaren te rekenen, tenzij het erbij staat.


Teken...
Let op..

Slide 5 - Tekstslide




  • schrijf overal je berekening bij op,  behalve bij grafieken en meer-  keuze vragen,
  • tussendoor niet afronden, schrijf  een tussen-uitkomst met puntjes  (3,24...) en laat het getal op je  rekenmachine staan,
  • let op op hoeveel decimalen je moet afronden.
 


  • bij inklemmen altijd 1 getal boven en 1 getal onder de juiste uitkomst,
  • bij de balansmethode, eerst  letters naar links, dan getallen  naar rechts en als laatst delen  door het getal voor de letter,
  • schrijf  bij berekeningen met de sinus, cosinus en  tangens altijd de deling op.  

Berekeningen:
Let op...

Slide 6 - Tekstslide

  In de opgave:
  • Toon aan dat: laat met een berekening zien dat je op het getal uitkomt. 
  • In de 20ste maand: bereken het verschil tussen de 19e en 20ste maand
  • Bij sos, cas, toa: maak altijd een schets van de rechthoekige driehoek en zet alle gegevens is de schets
  • toename met %: exponentiele groei dus: 


B=begingetalgroeifactort

Slide 7 - Tekstslide

   De uitwerkingen:
  • streep de berekening door als je het vervangt door wat anders (we mogen alleen de eerste berekening beoordelen),
  • streep de berekening niet door als je het niet vervangt door wat anders (misschien zit er nog iets bij wat punten oplevert),
  • het aantal punten geeft ongeveer aan hoeveel stappen er gemaakt moeten worden,
  • als er een uitwerkbijlage bij de vraag zit, gebruik deze dan ook.


Slide 8 - Tekstslide

   Antwoord:
  • geef altijd antwoord op de vraag (lees de vraag nog even goed door), je laatste zin beginnen met dus....
  • let op de afronding (cijfers achter de komma),
  • let op eenheden (bv. km cm gram km/u).
    Eenheden worden meestal niet meegeteld met de beoordeling, dat ga je zo ook zien. 


Slide 9 - Tekstslide

instructiewoorden SE
leg uit
bereken
teken
schat
laat zien
bewijs

Slide 10 - Tekstslide

vraagstructuur

instructiewoord + belangrijke informatie (+ gegevens) -> ARCEREN

bijvoorbeeld:

bereken het bedrag waarvoor Ineke een banklening moet afsluiten.

vraagstructuur: Je moet een bedrag berekenen






Slide 11 - Tekstslide

antwoordstructuur

antwoordstructuur = belangrijke info + (verplicht gegeven)


bijv. antwoordstructuur = berekening +bedrag
laat zien dat je antwoord geeft op het bedrag.

Slide 12 - Tekstslide

controle!

1. Is het antwoord correct en volledig?

(geeft het antwoord op de vraag)

2. Is de formulering correct?

(t=...; formule ingevuld, lege formule, afronden, etc)

Slide 13 - Tekstslide

Examen thuis gemaakt?
Leg het examen voorin de klas.
En pak een gekleurde pen óf stift.

Slide 14 - Tekstslide

Je krijgt een examen van iemand anders. Deze ga je nakijken met een andere kleur. Daarnaast mag je aantekeningen maken.  

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf op WELKE theorie je nodig had bij welke vraag. Doe dit op een apart blaadje waar je eventueel ook andere dingen op kunt schrijven.  

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Schrijf op hoeveel punten je hebt gehaald én lever het examen in. 

Slide 43 - Tekstslide

Je krijgt donderdag het eigen examen van mij terug. Ik geef je dan nog tips waar ik kan. 

Slide 44 - Tekstslide