4.7 Grammatica - kader

4.7 Grammatica 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

4.7 Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lesdoelen bespreken
- Theorie uitleg
- Zelfstandig aan het werk
- Klassikale afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Aan het eind van de les weet je het verschil tussen persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord.
- Aan het einde van de les weet je hoe je als/dan correct gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen....

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is het persoonlijke voornaamwoord in de zin: "Ik geef jou de fiets."
A
Ik
B
Jou
C
Geef
D
Fiets

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is het persoonlijke voornaamwoord in de zin: "Geloof je mij niet?"
A
Mij
B
Je
C
Geloof
D
Niet

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is het persoonlijke voornaamwoord in de zin: "Kan ik u helpen?"
A
Ik
B
Kan
C
Helpen
D
U

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is het bezittelijke voornaamwoord in de zin: "Het is jouw fiets."
A
Jouw
B
Het
C
Is
D
Fiets

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is het bezittelijke voornaamwoord in de zin: "Mijn verhaal is waar!"
A
Mijn
B
Verhaal
C
Waar
D
Is

Slide 12 - Quizvraag

Als/dan 
Als --> bij vergelijkingen: net zo mooi als, even groot als.

Jij rent net zo snel als ik. 

Slide 13 - Tekstslide

Dan --> na de vergrotende trap: mooier dan, groter dan.

Jij rent sneller dan ik. 

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Ga aan de slag met opdrachten 1 t/m 8.


Slide 15 - Tekstslide