examentraining lezen

Bonjour 
tout le monde
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les objectifs
1) Je weet welke soort examenvragen er zijn. 
2) Je weet hoe je de verschillende vragen van examenteksten moet beantwoorden. 
3) Je weet wanneer en hoe je een woordenboek gebruikt. 
4) Je kent de functies van verschillende signaalwoorden. 
5) Je herkent een aantal 'positieve' en 'negatieve' woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel tijd krijg je voor het eindexamen Frans?
timer
0:20

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel teksten en vragen heeft
het eindexamen Frans meestal?
timer
0:10
A
10 teksten, 30 vragen
B
10 teksten, 45 vragen
C
14 teksten, 30 vragen
D
14 teksten, 45 vragen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel tijd heb je dan ongeveer
voor één tekst?
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leesvaardigheid
In het centraal examen Frans wordt
alleen leesvaardigheid getoetst.
Leesvaardigheid bepaalt dus 50%
van jouw eindcijfer.

Het examen duurt 2,5 uur, bestaat uit
12-14 teksten en ca. 42-45 vragen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesvaardigheid
Het examen duurt 2,5 uur, bestaat uit
12-14 teksten en ca. 42-45 vragen

Per vraag heb je gemiddeld 3 minuten de tijd.
Het is daarom belangrijk dat je goed weet hoe je het beantwoorden van de vragen moet aanpakken. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesvaardigheid tips & tricks
Basis: Wat wil het CITO?
  • Grote lijn van het verhaal kunnen volgen  (GL-vragen)
  • Signaalwoorden herkennen en tekstverbanden analyseren
  • Mening van "experts" begrijpen
  • Positieve/negatieve woorden en vergelijkingen van elkaar onderscheiden
  • Voorbeelden herkennen
  • Foute antwoorden herkennen

Als dit allemaal redelijk lukt: 5,5 à 6 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën 
Om zo effectief mogelijk te lezen moet je leesstrategieën toepassen. 

Bepaal n.a.v. de vraag wat je leesdoel is en welke strategie je moet toepassen!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën

1. Oriënterend lezen: titel, afbeeldingen -> onderwerp en soort tekst
2. Globaal lezen: inleiding, slot, tussenkopjes, eerste en laatste zin alinea's -> wie/waarover, wat, waar, wanneer, waarom, hoe
3. Intensief lezen: gehele tekst (je hoeft niet alle woorden te kennen om de tekst te begrijpen)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategie W W W W W H
Over Wie/Waarover gaat het?
Wat gebeurt er?
Waar gebeurt het?
Wanneer gebeurt het?
Waarom gebeurt het?
Hoe gebeurt het?
> Antwoord op deze vragen = de GROTE LIJN

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagsoorten
1) Meerkeuzevraag
2) Open vraag
3) Juist/ onjuist vragen
4) Invulvragen bij gatenteksten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevraag
Ongeveer 2/3 van de examenvragen is meerkeuzevragen.
Meerkeuzevragen pak je als volgt aan.
1) Lees de meerkeuzevraag ( alleen de vraag).

2) Bepaal in welk tekstgedeelte je het antwoord op de vraag moet zoeken en lees dit stukje nauwkeurig door. Onderstreep de aanwijzingen in de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suite...
3) Probeer in gedachten zelf een antwoord te formuleren.
4) Lees nu de antwoordopties nauwkeurig door en zorg dat je het begrijpt. Vergelijk ze met het door jezelf bedachte antwoord en kies de antwoordoptie die het meest lijkt op het door jezelf bedachte antwoord.
5) Als je niet direct het juiste antwoord op de vraag kunt vinden tussen de gegeven mogelijkheden, pas dan de eliminatiemethode toe..

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juist/ onjuist vragen
1) Lees de beweringen zorgvuldig.
2) Zoek het tekstgedeelte op waarnaar wordt verwezen.
3) Lees het betreffende gedeelte nauwkeurig door en vergelijk met de beweringen.
4) Vind je bewijzen in de tekst over één van de beweringen? Dan is deze juist, anders is het onjuist.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invulvragen bij gatenteksten
Invulvragen zijn vragen waarbij je één of meer woorden op een plek in de tekst moet invullen.

In de volgende dia leg ik uit hoe je invulvragen aanpakt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpak invulvragen
1) Lees de tekst tot het gat globaal om te begrijpen waar het over gaat.
2) Lees de zin waarin de open plek voorkomt nauwkeurig door. Lees ook de tekstgedeelte vóór en na de open plek.
3) Kijk nog niet naar de antwoordopties, maar bepaal eerst welk verband er is tussen het deel voor en na de open plek.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suite....
4)  Bepaal welk soort woord je in moet vullen ( signaalwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord) en verzin zelf een woord dat je passend lijkt op deze open plek.
5) Vertaal de antwoordopties in het Nederlands en kies het woord dat het meeste lijkt op het woord dat je zelf bedacht had. 
6) Controleer je antwoord door het gekozen woord in de zin in te vullen en te kijken of deze past.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
A
cependant, par contre
B
enfin, en général
C
avant de, après
D
tout de suite, pendant que

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

ainsi
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

pourtant

A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

puisque
A
uitbreiding / opsomming
B
reden
C
conclusie
D
doel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het signaalwoord:

en résumé
A
uitbreiding / opsomming
B
gevolg
C
conclusie
D
doel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
opsomming
reden
gevolg
tegenstelling
doel
conclusie
c'est pourquoi, car
en plus, aussi, ensuite
alors, ainsi
mais, par contre
pour, afin de
enfin, bref, donc

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
également
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als antwoord op een toon-vraag: welk antwoord is niet negatief?
A
Deçu
B
Rassurant
C
Mépris
D
Fâché

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke toon is niet positief?
A
Admirateur
B
Convaincu
C
Fier
D
Chagrin

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke toon is niet negatief?
A
Méfiance
B
Honte
C
Regret
D
Espoir

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke toon is niet positief?
A
Persévérance
B
Inquiet
C
Juste
D
Approbateur

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Meer oefenen? Zie deze woordenlijst!
Woordenboekgebruik
Gebruik NIET meteen je woordenboek.
Anders raak je echt in tijdnood!

Kijk eerst of je de betekenis van een woord op een andere manier kunt achterhalen. Misschien lijkt het woord op een andere taal die je kent, wordt de betekenis in een voetnoot gegeven of kun je de betekenis uit de context afleiden.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke situaties is het volgens jou wél nuttig een woordenboek te gebruiken?

Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar vind je in het woordenboek de vertaling van: ils savouraient?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vind je in het woordenboek de vertaling van: les gourmandises?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ten slotte
Weet dat de vragen altijd chronologisch worden gesteld.

Dat wil zeggen dat wanneer vraag 1 bijv. over alinea 1 gaat en vraag 3 over alinea 4, dan zal het antwoord van vraag 2 tussen alinea 1 en alinea 4 zitten.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tip is voor jou het meest relevant?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Au travail!
Jullie krijgen examenteksten.

Onderstreep in de tekst waar het antwoord staat.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies